ECLI:NL:RBDHA:2023:6795
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen het Oostenrijkse en het Nederlandse beschermingsbeleid voor vluchtelingen uit Turkije. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen dat hij een reëel risico op indirect refoulement loopt bij overdracht aan Oostenrijk. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Oostenrijk ook voldoet aan de Europese rechtsnormen voor asielprocedures. Eiser heeft geen relevante informatie gepresenteerd die zou aantonen dat dit in zijn geval niet geldt. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over pushbacks aan de grens met Slovenië verworpen, omdat niet is aangetoond dat eiser als Dublinterugkeerder hiervoor hoeft te vrezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond is.