ECLI:NL:RBDHA:2023:6743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
SGR 21/4167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor dakterras ongegrond verklaard

In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2023, in de zaak SGR 21/4167, is het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakterras ongegrond verklaard. De vergunninghouder had op 11 december 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een daktoegang en een dakterras op het bestaande platte dak van zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag verleende deze vergunning op 18 februari 2021. Eisers, buren van de vergunninghouder, waren het niet eens met deze beslissing en stelden beroep in tegen het bestreden besluit van 12 mei 2021, waarin hun bezwaar kennelijk ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2023 behandeld. Tijdens de zitting waren de eisers, hun gemachtigde, de gemachtigde van de verweerder en de vergunninghouder aanwezig. De rechtbank overwoog dat de vergunninghouder de aanvraag had getoetst aan het bestemmingsplan 'Vruchten- en Heesterbuurt', dat op 4 januari 2011 onherroepelijk was geworden. De rechtbank constateerde dat het dakterras niet in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de maximale bouwhoogte van 11 meter niet werd overschreden en er geen maximum aantal bouwlagen was aangegeven in het bestemmingsplan.

Eisers voerden aan dat de vergunning niet correct was gemotiveerd en dat het dakterras niet was toegestaan volgens het bestemmingsplan. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de vergunninghouder recht had op de omgevingsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: B. Benard),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.R. Prins).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij], uit [woonplaats], de vergunninghouder
(gemachtigde: mr. R.F.S. Elfrink).

Procesverloop

In het besluit van 18 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend.
In het besluit van 12 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De vergunninghouder heeft een zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben [eiser 1], de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder, de vergunninghouder en de gemachtigde van de vergunninghouder deelgenomen.

Overwegingen

1. De vergunninghouder is eigenaar van de woning aan [adres] [nummer] in [plaats]. Op 11 december 2020 heeft de vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een daktoegang (dakluik) en een dakterras op het bestaande platte dak. De omgevingsvergunning ziet op de activiteit bouwen, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat het dakterras op grond van artikel 5, eerste lid, van de planregels van het geldende bestemmingsplan is toegestaan. De maximale bouwhoogte van 11 meter wordt niet overschreden. Het bezwaar van eisers is gebaseerd op het ontwerpbestemmingsplan Vruchten- en Heesterbuurt 2020 en niet op het vigerende plan.
3. Eisers zijn buren van de vergunninghouder en zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren aan dat verweerder in het primaire besluit niet heeft aangegeven op grond van welke bepalingen uit het bestemmingsplan het bouwplan wordt toegestaan. Zij zijn er daarom voorlopig van uitgegaan dat verweerder het bouwplan heeft getoetst aan artikel 18.3 in samenhang met 18.2.1 van de planregels van het ontwerpbestemmingsplan Vruchten- en Heesterbuurt 2020.
3.1
Eisers betogen verder dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Op de plankaart in het bestemmingsplan is in het bouwblok van de [adres] geen maximum aantal bouwlagen is aangegeven. In artikel 5, derde lid en onder k, van het bestemmingsplan is bepaald dat op het dakvlak van het hoofdgebouw een extra bouwlaag en terras mag worden gebouwd als er sprake is van een aanduiding “extra bouwlaag toegestaan”. Deze aanduiding ontbreekt. Een dakterras op de woning van de vergunninghouders is dus niet toegestaan. Er is ook geen sprake van een binnenplanse of buitenplanse afwijkingsmogelijkheid. Verder ontbreekt een volledige heroverweging in het bestreden besluit.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De rechtbank constateert dat in de bijlage die deel uitmaakt van het primaire besluit is vermeld dat de aanvraag is getoetst aan het bestemmingsplan ‘Vruchten- en Heesterbuurt’ en dat de aanvraag voldoet aan de regels van het bestemmingsplan voor wat betreft het maken van een dakterras. Het bestemmingsplan waar eisers in bezwaar naar hebben verwezen heeft een andere naam, namelijk ‘Vruchten- en Heesterbuurt 2020’. Voor zover eisers aanvoeren dat de verleende omgevingsvergunning ondeugdelijk is gemotiveerd omdat daarin niet is vermeld aan welk bestemmingsplan is getoetst, kan de rechtbank hen daarin gelet op het voorgaande niet volgen. Deze grond slaagt niet.
4.2
De rechtbank stelt dus vast dat het bestemmingsplan Vruchten- en Heesterbuurt (het bestemmingsplan) op de aanvraag van toepassing is, dat op 4 januari 2011 onherroepelijk is geworden. Uit de plankaart bij het bestemmingsplan volgt dat op de woning de bestemming “Woondoeleinden” rust.
4.3
De rechtbank constateert dat uit de plankaart bij het bestemmingsplan volgt dat op het bouwblok van de [adres] een maximum van drie bouwlagen is aangegeven, welk maximum voor de woning van de vergunninghouder volledig is benut. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder k, van het bestemmingsplan is een bouwlaag een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Anders dan eisers veronderstellen, is het dakterras op zichzelf geen bouwlaag, omdat het dakterras niet door vloeren en balklagen is begrensd. Het maximum van drie bouwlagen wordt dan ook niet overschreden met de realisatie van een dakterras.
Weliswaar is op de woning van vergunninghouder geen sprake van de aanduiding ‘extra bouwlaag toegestaan’, maar het bouwplan ziet enkel op het realiseren van een dakterras niet op het realiseren van een extra bouwlaag. De verwijzing van eisers naar artikel 5, derde lid en onder k, van het bestemmingsplan is dan ook niet relevant. Nu de voor Woondoeleinden aangewezen gronden ingevolge artikel 5, eerste lid en onder b, van het bestemmingsplan zijn bestemd voor dakterrassen, is geen sprake van strijd met het bestemmingsplan. Het is de rechtbank ten slotte niet gebleken dat verweerder de verleende omgevingsvergunning niet volledig zou hebben heroverwogen. De gronden van eisers slagen niet.

Conclusie

5. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van een daktoegang (dakluik) en een dakterras op het bestaande platte dak.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.