ECLI:NL:RBDHA:2023:6740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/09/645945 / JE RK 23-740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg

Op 25 april 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak volgde op een verzoekschrift dat op 17 april 2023 was ingediend. De kinderrechter heeft op 15 april 2023 al een voorlopige beslissing genomen, waarbij de kinderen tijdelijk onder toezicht zijn gesteld en de gecertificeerde instelling gemachtigd is om hen uit huis te plaatsen. De ouders, de vader en de moeder, zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. I.G.M. van Gorkum.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de fysieke veiligheid en de opvoedomgeving van de kinderen. [minderjarige02] was op 14 april 2023 in het ziekenhuis opgenomen met ernstig hersenletsel, waarvan de oorzaak niet duidelijk was. Het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling concludeerde dat het letsel waarschijnlijk niet accidenteel was. De ouders ontkennen enige betrokkenheid bij het letsel, maar de Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot uithuisplaatsing noodzakelijk geacht om de veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen.

Tijdens de zitting op 25 april 2023 is de situatie van de kinderen besproken, waarbij [minderjarige01] inmiddels bij de broer van de vader verblijft. De kinderrechter heeft besloten dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn, gezien de kwetsbaarheid van de kinderen en de onduidelijkheid over de oorzaak van het letsel van [minderjarige02]. De uithuisplaatsing is goedgekeurd tot 15 juni 2023, met de mogelijkheid tot een nadere zitting voor verdere beoordeling van de situatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/645945 / JE RK 23-740
Datum uitspraak: 25 april 2023

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 17 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
  • [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,
  • [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2022 te [geboorteplaats01] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01]

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats01] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum, te Den Haag.

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Op 15 april 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank mondeling (buiten kantooruren) beslist dat:
  • [minderjarige01] en [minderjarige02] van 15 april 2023 tot 17 april 2023 te 17:00 uur voorlopig onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling;
  • de gecertificeerde instelling is gemachtigd [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (voor [minderjarige01] ) en in een ziekenhuis (voor [minderjarige02] ) en aansluitend een voorziening voor pleegzorg van 15 april 2023 tot 17 april 2023 te 17:00 uur;
  • deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad is;
  • de behandeling van het verzoek voor het overige deel werd aangehouden tot het verzoek, met nadere onderbouwing, schriftelijk bij de rechtbank was ingediend.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking [minderjarige01] en [minderjarige02] door middel van een spoedmachtiging voorlopig onder toezicht gesteld van 17 april 2023 tot 27 april 2023, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige01] , in een voorziening voor pleegzorg, en [minderjarige02] , in een ziekenhuis, gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking van 17 april 2023;
- het verzoekschrift.
Op 25 april 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum en een tolk in de Afghaanse taal: [naam01] ;
- [naam02] namens de Raad;
- [naam03] en [naam04] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

- [minderjarige01] verblijft feitelijk in een netwerkpleeggezin. [minderjarige02] verblijft feitelijk in het ziekenhuis ( [verblijfplaats01] ).
- De kinderrechter verwijst voor de overige feiten naar de beschikking van 17 april 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige01] , in een voorziening voor pleegzorg, en [minderjarige02] , in een ziekenhuis (categorie overig), gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek tot de machtiging [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis (categorie overig) voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, ingetrokken. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
Er bestaan ernstige zorgen over de fysieke veiligheid en de opvoedomgeving van [minderjarige01] en [minderjarige02] . [minderjarige02] is op 14 april 2023 in het ziekenhuis opgenomen, nadat hij ernstig hersenletsel had opgelopen. Het verhaal van de ouders over de oorzaak van het letsel van [minderjarige02] komt niet overeen met de kenmerken van het letsel. Het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (hierna: LECK) heeft in een rapportage van 15 april 2023 geconcludeerd dat het waarschijnlijker is dat het letsel van [minderjarige02] is toegebracht, dan dat het accidenteel heeft plaatsgevonden. Op dit moment is er niet of nauwelijks sprake van hersenactiviteit bij [minderjarige02] en het is zeer waarschijnlijk dat hij binnen zeer afzienbare tijd zal komen te overlijden. De Raad erkent dat de ouders in een nachtmerrie terecht zijn gekomen en dat toewijzing van het verzoek vergaande gevolgen voor hen zal hebben, zeker gezien het feit dat niet met 100% zekerheid vastgesteld kan worden hoe [minderjarige02] gewond is geraakt. Toch vindt de Raad toewijzing van het verzoek noodzakelijk om de directe en fysieke veiligheid van [minderjarige01] te garanderen. De kwetsbare leeftijd van zowel [minderjarige01] als [minderjarige02] , de rapportage van het LECK en de ernst van het letsel van [minderjarige02] spelen hierbij een grote rol. Verder bestaan er zorgen over een mogelijk belast verleden van de ouders en de emotionele staat van de moeder. In de komende periode zullen alle noodzakelijke informanten worden gehoord en zal het politieonderzoek naar het letsel van [minderjarige02] worden afgewacht.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige01] inmiddels verblijft bij de broer van de vader. De ouders hebben begeleide omgang met hem. Het gaat naar omstandigheden goed met [minderjarige01] en er is lief contact tussen hem en zijn ouders. In de nabije toekomst zal de pleegzorg van Horizon de broer van de vaderszijde ondersteunen en zal de gecertificeerde instelling bekijken wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot onbegeleide omgang. Er is vastgesteld dat geen sprake is van eergerelateerde risico’s. Verder is uit het zogenaamde top tot teen onderzoek van het ziekenhuis naar voren gekomen dat er geen indicaties zijn voor op enig moment aangebracht letsel bij [minderjarige01] .
De ouders gaan akkoord met de voorlopige ondertoezichtstelling. Zij vinden dat het goed is dat er hulpverlening betrokken raakt bij het gezin en zullen deze dan ook accepteren. Er is door en namens de ouders wel verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] . De situatie waar de ouders en de kinderen in zijn beland is verschrikkelijk. Er is voor het incident van 14 februari 2023 nog geen hulpverlening in het gezin betrokken geweest en er is niet eerder een melding gemaakt bij Veilig Thuis. De ouders begrijpen dat er een onderzoek naar het letsel van [minderjarige02] gestart is, maar ontkennen het letsel te hebben toegebracht. Het valt door de medische geschiedenis van [minderjarige02] niet uit te sluiten dat zijn letsel is ontstaan als gevolg van eerdere gezondheidsproblemen. [minderjarige01] wordt sinds 21 april 2023 opgevangen door de broer van de vader. Dit is veel fijner voor de familie, zeker gezien het feit dat de ouders het grootste deel van hun tijd bij [minderjarige02] in het ziekenhuis spenderen. Een uithuisplaatsing van drie maanden is echter te lang en een kortere periode van 4 of 2 weken zou hier meer op zijn plaats zijn. De kans is groot dat [minderjarige02] binnenkort komt te overlijden en de ouders en [minderjarige01] hebben elkaars steun en aanwezigheid dan hard nodig. De ouders houden heel veel van hun kinderen en willen graag met ze worden herenigd.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige01] en [minderjarige02] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht worden gesteld.
De kinderrechter acht het in het belang van de kinderen en hun veiligheid, dat onderzocht wordt hoe het letsel van de tien maanden oude [minderjarige02] is ontstaan. In de periode van het onderzoek is het niet mogelijk voor de ouders om in het vrijwillige kader de concrete ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen en is de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg.
De kinderrechter constateert dat de gecertificeerde instelling al voortvarend aan het werk is gegaan. [minderjarige01] is inmiddels bij de broer van de vader geplaatst en de begeleide omgang verloopt goed. Pleegzorg van Horizon zal worden ingeschakeld en in de komende periode zullen de mogelijkheden voor onbegeleide omgang worden bekeken. Dit alles neemt echter naar het oordeel van de kinderrechter niet weg dat ook rekening moet worden gehouden met de kwetsbaarheid van [minderjarige01] , die nog grotendeels afhankelijk is van zijn opvoeders. In combinatie met de onduidelijkheid over de oorzaak van het ernstige letsel bij zijn jongere broertje [minderjarige02] kan zijn veiligheid bij de ouders vooralsnog niet worden gegarandeerd. Daarom zal de kinderrechter het verzoek tot uithuisplaatsing toewijzen. Wel zal zij vanwege de jonge leeftijd van [minderjarige01] enerzijds en de tragische omstandigheden in het gezin anderzijds, de uithuisplaatsing voor een kortere periode dan verzocht toewijzen, namelijk tot 15 juni, met aanhouding van het overige deel van het verzoek. Op deze manier kan de kinderrechter zicht houden op de voortgang van het onderzoek naar de oorzaak van het letsel van [minderjarige02] en kan mede op basis daarvan worden beslist over de noodzakelijkheid van een verdere uithuisplaatsing.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt
[minderjarige01] en [minderjarige02] van 27 april 2023 tot 15 juli 2023voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
[minderjarige01]gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg
van 27 april 2023 tot 15 juni 2023, met aanhouding van het overige deel van het verzoek tot een nadere zitting gelegen vóór 15 juni 2023 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 mei 2023.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.