ECLI:NL:RBDHA:2023:6675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL22.3823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende aanvraag asielverzoek van Colombiaanse eiseres met betrekking tot veilig derde land Chili

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Colombiaanse eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiseres had eerder een aanvraag ingediend die op 4 februari 2021 niet-ontvankelijk was verklaard, omdat Chili als veilig derde land werd beschouwd. De eiseres heeft in haar opvolgende aanvraag nieuwe elementen aangevoerd, waaronder bedreigingen door de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) in Chili. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere beslissing zouden kunnen veranderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Chileense autoriteiten in staat zijn om bescherming te bieden en dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Chili niet langer als veilig kan worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het inreisverbod dat aan de eiseres was opgelegd, bevestigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om nieuwe elementen aan te voeren bij opvolgende asielaanvragen en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de rechtmatigheid van besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Tevens heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL22.3824).
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3824, op 26 januari 2023 op zitting behandeld. De beroepen (NL22.3828, NL22.3830 en NL22.3825) en de verzoeken om een voorlopige voorziening (NL22.3829, NL22.3831 en NL22.3826) van het gezin van de broer van eiseres zijn gevoegd behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Fernandez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2000.
Voorgeschiedenis
2. Voorafgaand aan deze procedure, te weten op 20 februari 2020, heeft eiseres voor het eerst een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 4 februari 2021 heeft verweerder die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw 2000 omdat Chili voor eiseres wordt beschouwd als veilig derde land. Aangenomen wordt dat zij een band heeft met Chili, omdat zij tussen 2011 en 2020 in Chili heeft gewoond. Hierdoor wordt de band van eiseres met dit land zodanig geacht, dat het voor haar redelijk is om naar dit land terug te gaan.
De tegen het besluit van 4 februari 2021 ingestelde beroep heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, bij uitspraak van 14 april 2021 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 oktober 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het besluit van 4 februari 2021 onherroepelijk geworden.
Opvolgende aanvraag
3. Op 2 november 2021 heeft eiseres een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan de opvolgende aanvraag heeft eiseres - op hoofdlijnen weergegeven - ten grondslag gelegd dat Chili voor haar geen veilig (derde) land is. Er is recentelijk een kopstuk van de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) opgepakt. Aan die aanhouding is uitgebreid aandacht besteed in de media. De AUC is actief in Chili waardoor zij eiseres makkelijk zouden kunnen traceren. Eiseres verwijst naar een aantal (onvertaalde) artikelen. Verder is eiseres in het bezit gekomen van een bewijs van aangifte van 7 oktober 2021 afgegeven door de Colombiaanse autoriteiten. Uit dit document blijkt de bedreiging door de AUC in Chili. Daarnaast blijkt uit dit document dat de familie van de zwager van eiseres in Colombia in juli 2021 bedreigd zijn door de AUC. Ook wordt in het overgelegde stuk een incident van 11 juli 2021 in Cali, Colombia benoemd. De zus van de zwager van eiseres heeft hiervan aangifte gedaan.
De standpunten van partijen
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Volgens verweerder zijn aan de aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag gelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de stukken onvertaald zijn aangeleverd. Niet valt in te zien dat er onvoldoende tijd zou zijn om de vertaling aan te leveren. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in de eerdere procedure reeds door eiseres is aangevoerd dat zij in Chili ook gevaar loopt van de zijde van de AUC. In de vorige procedure is overwogen dat eiseres de bescherming in kan roepen van de Chileense autoriteiten. Uit de stukken blijkt niet dat de Chileense autoriteiten geen hulp kunnen of willen bieden. Uit de stukken blijkt juist dat de Chileense autoriteiten alert zijn op de komst van de el Golfo clan (UAC) in hun land. Voor wat de bedreiging van 11 juli 2021 betreft heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eiseres is vastgesteld dat er sprake is van een veilig derde land, Chili. De problemen in Colombia worden om die reden niet aangemerkt als nieuw gebleken feiten of omstandigheden. Eiseres dient immers terug te keren naar Chili en niet naar Colombia.
5. Eiseres is het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring van haar aanvraag. Eiseres heeft aangevoerd dat zij pas op 26 februari 2022 de overgelegde stukken heeft ontvangen. Zij was dan ook niet in staat om eerder in een vertaling te voorzien. Eiseres heeft in de eerdere procedure afdoende aannemelijk gemaakt dat de Chileense autoriteiten geen hulp kunnen bieden. Aan eiseres zijn zelfs financiële middelen verstrekt om haar vertrek uit Chili te bekostigen. Bovendien heeft DT&V aan eiseres aangegeven dat zij dient terug te keren naar Colombia. Dit staat haaks op het oordeel in het bestreden besluit. Tot slot is eiseres van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden bij de belangen van het kind bij het opleggen van het inreisverbod. Het inreisverbod geldt weliswaar niet voor de minderjarige kinderen maar wel voor de rest van het gezin. Eiseres is dan ook van mening dat dit een zware sanctie is. Het opleggen van een inreisverbod is niet proportioneel.
De beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder de zaak van eiseres heeft los kunnen koppelen van de zaken van het gezin van haar zus Leicy Andrea Sarmiento Garcia. In de voorgaande procedure zijn de zaken van eiseres en het gezin van haar zus gevoegd behandeld omdat eiseres sinds 2011 bij haar zus woont. De beroepszaken van het gezin van de zus van eiseres zijn aangehouden omdat de medische procedure van de zoon van de zus van eiseres wordt heroverwogen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat nu de heroverweging ziet op de medische procedure van de zoon van de zus van eiseres en niet op de asielprocedure van het gezin van de zus van eiseres, er geen reden is om ook de zaak van eiseres óók aan te houden. De rechtbank ziet geen juridisch beletsel om de zaak van eiseres los te koppelen van de zaken van het gezin van haar zus en zal daarom overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
7. De rechtbank overweegt verder als volgt.
8. Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn [1] , indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
9. De rechtbank overweegt dat uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de beoordeling van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit twee fasen. De eerste fase is het onderzoek of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan de tweede fase. De tweede fase is het onderzoek of de nieuwe elementen of bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Aan beide ontvankelijkheidsvereisten zoals genoemd in de eerste en tweede fase moet zijn voldaan, maar het Hof van Justitie benadrukt dat het gaat om afzonderlijke vereisten. Als aan de vereisten is voldaan, moet verweerder overgaan tot de tweede stap. Die houdt in dat de opvolgende asielaanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld. [2]
10. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat Colombia en Chili niet op de lijst van de Rijksoverheid van veilige landen staan. De gemachtigde verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch (NL21.10247) waarin wordt geoordeeld dat Chili geen veilig land is.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres deze beroepsgrond eerst ter zitting naar voren heeft gebracht. Het betreft een geheel nieuwe beroepsgrond. Niet is gebleken dat eiseres deze beroepsgrond redelijkerwijs niet eerder had kunnen aanvoeren. De rechtbank acht het in strijd met de goede procesorde om deze eerst ter zitting naar voren gebrachte beroepsgrond bij haar beoordeling te betrekken. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing laten.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen van 2 februari 2021, dat is ingelast in de in rechte vaststaande besluit van 4 februari 2021, het gestelde gevaar in Chili voor eiseres, al heeft beoordeeld en zich op het standpunt heeft gesteld dat Chili voor eiseres een veilig derde land is. Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de Chileense autoriteiten eiseres niet kunnen of willen helpen met haar gestelde problemen. Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat Chili partij is van onder meer het Vluchtelingenverdrag van 1951, het Antifolterverdrag en het Internationaal verdrag inzake burger- en politieke rechten, en dat, wanneer een persoon door de Chileense autoriteiten of de UNHCR in Chili is erkend als vluchteling, deze persoon een permanente verblijfsvergunning en bescherming kan krijgen. Bovendien blijkt uit de stukken dat de Chileense autoriteiten alert zijn op het bestaan van de del Golfo clan in hun land.
12. Ten aanzien van het gestelde incident in Cali, Colombia op 11 juli 2021 overweegt de rechtbank dat in de eerdere procedure is vastgesteld dat Chili voor eiseres is aangemerkt als veilig derde land en dat eiseres kan terugkeren naar Chili. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat om die reden de gestelde problemen in Cali niet als nieuw gebleken feiten of omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Het door eiseres overgelegde Colombiaanse document betreft de Colombiaanse autoriteiten. Hiermee maakt eiseres niet aannemelijk dat zij niet kan terugkeren naar Chili en dat Chili niet meer als veilig derde land voor haar kan gelden. Daarnaast is het gestelde incident van
11 juli 2021 reeds meegewogen in de vorige asielprocedure, ook om die reden wordt dit document niet gezien als nieuw element of bevinding.
13. Met betrekking tot de beroepsgrond dat DT&V heeft aangegeven dat
eiseres terug dient te keren naar Colombia, overweegt de rechtbank dat deze beroepsgrond faalt. In deze procedure ligt de toetsing van de rechtmatigheid van het bestreden besluit voor en een terugkeerbesluit is daarvan geen onderdeel. Dit debat valt, zoals ook ter zitting door de gemachtigde van eiseres erkend, daarom buiten de omvang van het geding.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een nieuw element of bevinding zoals bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Inreisverbod
15. Voor zover eiseres het er niet mee eens is dat verweerder aan haar een inreisverbod heeft opgelegd, overweegt de rechtbank dat in artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, voor zover hier van belang, is bepaald dat verweerder een inreisverbod uitvaardigt tegen de vreemdeling die Nederland niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten. Nu al bij besluit van 4 februari 2021 tegen eiseres een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en daarbij is aangegeven dat zij Nederland binnen vier weken dient te verlaten en niet gebleken is dat eiseres aan die terugkeerverplichting heeft voldaan, heeft verweerder terecht aan haar een inreisverbod opgelegd.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Haddoumi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 07 februari 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2013/32/EU.
2.Zie het arrest LH van het Hof van Justitie van 10 juni 2021 (ECLI:EU:C:2021:478, r.o. 34-38) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:208).