ECLI:NL:RBDHA:2023:6671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
C/09/642737 / KG ZA 23-126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afspraken tussen aandeelhouders en de gevolgen voor managementovereenkomsten in een bloemengroothandel

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een bloemengroothandel, vordert [bestuurder 1] in kort geding een verbod op het ontslag als bestuurder en de opzegging van de managementovereenkomst met de Holding. De partijen, bestaande uit de BV's van de broers [bestuurder 1], [bestuurder 2] en [bestuurder 3], hebben in 2022 afspraken gemaakt over de toekomst van de onderneming, vastgelegd in een Aangevulde Notitie. [bestuurder 1] stelt dat de opzegging van de managementovereenkomst in strijd is met deze afspraken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de partijen gebonden zijn aan de gemaakte afspraken en legt een verbod op tot opzegging van de managementovereenkomst, tenzij er sprake is van arbeidsongeschiktheid of een dringende reden. Het verzoek om een verbod op ontslag als bestuurder wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen grond ziet voor een dergelijk verbod. De gedaagde partijen worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [bestuurder 1].

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel – voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/642737 / KG ZA 23-126
Vonnis in kort geding van 9 mei 2023
in de zaak van
[B.V. X]te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij, hierna te noemen: [bestuurder 1] ,
advocaat: mr. D.A. Beck te Leiden,
tegen

1.[B.V. I] te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,hierna te noemen: [bestuurder 2] ,

2.
[B.V. II]te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [bestuurder 3] ,
3.
[de Holding]te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de Holding.
gedaagde partijen, gezamenlijk te noemen: [bestuurder 1 c.s.] ,
advocaat: mr. C. Ph. van der Winden te Voorst.
Hierna zal [B.V. X] ook wel “ [bestuurder 1] ”, [B.V. I] “ [bestuurder 2] ” en [B.V. II] “ [bestuurder 3] ” (naar de naam van de bestuurders van die partijen) genoemd worden ook als daarbij niet de natuurlijke maar de rechtspersoon wordt bedoeld.
Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter, in het kort
Partijen zijn de BV’s van de broers [bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [bestuurder 3] zoon [bestuurder 2] . Zij werken samen in een bloemengroothandel. Zij zijn aandeelhouders en bestuurders van de Holding. Alle krijgen (of kregen) inkomen uit een met de Holding gesloten managementovereenkomst. In 2022 hebben partijen uitvoerig met elkaar gesproken over de toekomst van de bloemengroothandel. Hierbij is afgesproken dat [bestuurder 2] een belangrijke rol krijgt. Verder is gesproken over de positie van [bestuurder 1] tot aan zijn pensionering (in 2031). Deze afspraken staan in een zogenoemde Aangevulde Notitie.
In dit kort geding vordert [bestuurder 1] een verbod om hem te ontslaan als bestuurder en om de managementovereenkomst op te zeggen. Hij vindt dat opzegging van de managementovereenkomst in strijd komt met de afspraken in de Aangevulde Notitie.
De voorzieningenrechter legt een verbod tot opzegging van de managementovereenkomst op aan [bestuurder 2] en [bestuurder 3] , omdat partijen gebonden zijn aan de afspraken in de Aangevulde Notitie. De managementovereenkomst met [bestuurder 1] mag alleen worden opgezegd bij arbeidsongeschiktheid of als er een dringende reden is. Voor het opleggen van een verbod tot ontslag ziet de voorzieningenrechter geen grond. De BV’s van [bestuurder 2] en [bestuurder 3] moeten [bestuurder 1] een proceskostenvergoeding betalen.
De voorzieningenrechter geeft partijen een advies, zie hieronder bij 4.15.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 februari 2023, met producties;
- de pleitnota’s van de zijde van [bestuurder 1] en [bestuurder 1 c.s.]
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 8 maart 2023. Vervolgens is de zaak pro forma aangehouden tot 15 april 2023 om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Op 13 en 14 april 2023 hebben partijen de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Holding, opgericht in 2021, houdt alle aandelen in [de Werkmaatschappij] (verder te noemen: de Werkmaatschappij), die een internationale bloemengroothandel exploiteert.
2.2.
De Holding heeft drie aandeelhouders, die ieder 400 aandelen houden:
- [B.V. X] , waarvan [bestuurder 1] enig aandeelhouder en bestuurder is;
- [B.V. I] , waarvan [bestuurder 2] enig aandeelhouder en bestuurder is;
- [B.V. II] , waarvan [bestuurder 3] enig aandeelhouder en bestuurder is.
Schematisch ziet de samenwerking eruit als volgt:
deze afbeelding is wel opgenomen in het oorspronkelijke vonnis, maar niet in deze geanonimiseerde versie ivm privacy-overwegingen.
2.3.
De activiteiten van de Werkmaatschappij zijn aanvankelijk verricht in een vennootschap onder firma (VOF). Daarin participeerden de broers [bestuurder 3] en [bestuurder 1] . In 2012 is de zoon van [bestuurder 3] , [bestuurder 2] , tot de VOF toegetreden. In 2021 zijn de activiteiten van de VOF, nadat eerst de vennoten via hun BV’s zijn gaan participeren in de VOF, ingebracht in de Werkmaatschappij, en is de in 2.2 beschreven constructie ontstaan.
2.4.
Tussen de Holding en de drie persoonlijke BV’s zijn in 2021 managementovereenkomsten gesloten. In de tussen [bestuurder 1] (opdrachtnemer) en de Holding (opdrachtgever) gesloten managementovereenkomst, die is aangegaan voor onbepaalde tijd, is onder meer bepaald:
1. De Opdrachtnemer neemt op zich het management over de Opdrachtgever te voeren en op te treden als haar statutair bestuurder. In het bijzonder neemt de Opdrachtnemer op zich, al dan niet met anderen, leiding te geven aan de onderneming van de Opdrachtgever, welke onderneming zich bezig houdt met het voeren van management van haar 100% deelneming(en). Tot de opdracht behoort ook de begeleiding en advisering bij een eventuele verkoop en levering van de onderneming van de Opdrachtgever of de verkoop en levering van de aandelen van de Opdrachtgever en/of haar deelnemingen, een en ander in de ruimste zin des woords. De Opdrachtnemer vertegenwoordigt, al dan niet tezamen met anderen, de Opdrachtgever ter zake van bestuursaangelegenheden conform de statuten van de Opdrachtgever.
2. De Opdrachtnemer zal de feitelijke uitvoering van de in lid 1 van dit artikel omschreven opdracht opdragen aan een persoon die beschikt zowel over algemene managementvaardigheden als over bijzondere deskundigheid voor wat betreft de branche waarin de Opdrachtgever werkzaam is. De persoon aan wie de opdracht wordt opgedragen zal zijn volledige kennis, arbeid en ervaring aan de Opdrachtgever ter beschikking te stellen voor de vervulling van de opdracht en zal handelen in overeenstemming met hetgeen is opgenomen in de statuten van de Opdrachtgever en in de geldende aandeelhoudersovereenkomst en directiereglement van de Opdrachtgever.
3. Indien de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoon naar de mening van de Opdrachtgever niet goed functioneert dan wel indien deze persoon arbeidsongeschikt is of langdurig vakantieverlof geniet, zal de Opdrachtnemer voor adequate vervanging zorgen.
4. De in lid 2 van dit artikel bedoelde persoon zal per week tenminste 40 uur aan de opdracht besteden. De werktijden worden vastgesteld in onderling overleg.
2.5.
Bij de oprichting van de Holding zijn [bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [bestuurder 2] tot bestuurders van de Holding benoemd.
2.6.
Op initiatief van de accountant van de Holding en de Werkmaatschappij zijn door een notaris concepten vervaardigd van een aandeelhoudersovereenkomst, waarbij (onder meer) voor ogen stond duidelijke afspraken te maken over de verdere opbouw van de onderneming en de toekomstige uittreding van de ‘senioren’ ( [bestuurder 3] en [bestuurder 1] ).
2.7.
Daarna heeft [bestuurder 2] een notitie (verder: de Notitie) geschreven en deze op 8 juni 2022 gezonden aan zijn vader [bestuurder 3] en zijn oom [bestuurder 1] , waarmee [bestuurder 2] duidelijkheid wilde scheppen in ieders rol in onderneming, en waarin en waarmee hij duidelijk wilde maken hoe naar zijn mening de onderneming in de toekomst geleid zou moeten worden.
2.8.
Nadat een adviseur van [bestuurder 1] een adviesmemo had opgesteld naar aanleiding van de Notitie van [bestuurder 2] , heeft op 29 juni 2022 overleg plaatsgevonden tussen (onder meer) [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en de accountant van de Holding en de Werkmaatschappij, waarin de belangen van [bestuurder 1] aan de orde zijn gekomen. Tijdens dat gesprek zijn aan de Notitie van [bestuurder 2] van 8 juni 2022 drie elementen toegevoegd.
2.9.
Op 1 juli 2022 vond een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van de Holding en de Werkmaatschappij plaats. De agenda van die (gecombineerde) AVA zag er als volgt uit:
1. Ondertekenen notitie;
2. Benoeming [bestuurder 3] in de raad van advies;
3. Benoeming [bestuurder 2] formeel als enig bestuurder en statutair directeur van [de Werkmaatschappij] ;
4. Afspraken over AVA 2x per jaar l januari en 1 juli;
5. Rondvraag.
2.10.
Tijdens deze AVA hebben [bestuurder 1] ( [B.V. X] ) en [bestuurder 2] ( [B.V. I] ) de Notitie van [bestuurder 2] van 8 juni 2022, aangevuld met de drie elementen die tijdens het overleg van 29 juni 2022 zijn besproken, ondertekend. (Deze uitgebreide notitie wordt verder genoemd: Aangevulde Notitie). [bestuurder 3] heeft de Aangevulde Notitie niet ondertekend.
De notulen van deze AVA luiden als volgt:
1
Door de drie aandeelhouders wordt na controle de notitie
tbv nader overleg ondertekent.
[bestuurder 2] geef aan vol vertrouwen de toekomst met elkaar
in te gaan om het bedrijf verder te professionaliseren.
2
[bestuurder 3] wordt als lid toegevoegd aan de Raad
van Advies. Hierbij ondersteunt hij [bestuurder 2] .
[bestuurder 1] kan ook na zijn pensionering
toegevoegd worden dit ivm met zijn opgebouwde kennis.
3
Door de aandeelhouders wordt [bestuurder 2]
benoemd als enig bestuurder en statutair directeur van de
[de Werkmaatschappij] . Door hem worden de
functie beschrijvingen van alle personeelsleden gemaakt
zodat de toetsingseisen worden vastgelegd en hierop
worden getoetst.
4
Jaarlijks zullen er twee AVA gehouden worden tw Januari
en juli van het kalenderjaar. Op 8.7.2022 om 11.00 uur zal
een volgende vergadering zijn dit ivm de halfjaar cijfers
van 2022.
5
Rondvraag geen
2.11.
De Aangevulde Notitie luidt als volgt:
Van: [bestuurder 2] 8 juni 2022
Aan: [bestuurder 1] en [bestuurder 3]
Notitie t.b.v. nader overleg
Om continuïteit, verdere groei en stabiele winstgevendheid te kunnen realiseren wil [bestuurder 2] de organisatie van [de Holding] professionaliseren. Bij deze professionalisering worden afdelingen uitgebouwd en geformaliseerd. Er komt een managementteam en iedere manager geeft leiding aan een afdeling waar hij/zij verantwoordelijk voor is. Processen en systemen worden beschreven. Er wordt gewerkt aan uniformiteit van handelen terwijl communicatie en cultuur meer aandacht krijgen.
[de Holding] is een holding waar drie aandeelhouders over een gelijk aantal aandelen beschikt. Onder de holding functioneert een werkmaatschappij. [bestuurder 2] geeft leiding aan de werkmaatschappij, [bestuurder 1] is één van de inkopers en [bestuurder 3] verricht logistieke werkzaamheden.
Over 1,5 jaar gaat [bestuurder 3] met pensioen en [bestuurder 1] gaat over 9 jaar met pensioen.
Om duidelijkheid te scheppen over ieders rol, uittreden en overname van aandelen zijn meerdere gesprekken gevoerd; deze hebben niet tot een overeenkomst geleid. Met [bestuurder 2] is van gedachten gewisseld hoe de ontstane onduidelijkheden opgelost kunnen worden.
[bestuurder 2] heeft onderstaand voorstel op hoofdlijnen gemaakt (hij gaat er van uit dat [bestuurder 3] zich hierin kan vinden). Deze notitie heeft de intentie om duidelijkheid te scheppen over de gevolgen voor betrokkenen als de
organisatie verder professionaliseert en om nader tot elkaar te komen.
De Holding
1. [bestuurder 1] blijft aan als aandeelhouder tot zijn pensioen in 2031. Daarna verkoopt hij zijn aandelen aan de andere aandeelhouders tegen een waarde waarvoor een formule in de aandeelhoudersovereenkomst wordt vastgelegd. Als [bestuurder 1] behoefte heeft zijn aandelen eerder te verkopen dan zal dezelfde formule gehanteerd worden.
2. In de aandeelhoudersovereenkomst wordt door [bestuurder 1] aan [bestuurder 2] een koopoptie verleend op de aandelen van [bestuurder 1] voor een bedrag van 1 miljoen euro. Dat betekent dat [bestuurder 2] de aandelen van [bestuurder 1] eerder mag kopen als hij in staat en bereid is om deze koopprijs voor de aandelen te betalen.
3. [bestuurder 3] biedt zijn aandelen binnenkort aan de andere aandeelhouders aan; [bestuurder 2] neemt de aandelen over en [bestuurder 1] ziet van overname van deze aandelen af.
4. In de toekomst kunnen leden van het managementteam aandelen verwerven (volgens dezelfde formule) zodat het management mede-eigenaar wordt van de onderneming. Gedeeld eigenaarschap is van belang voor de continuïteit van de onderneming.
De werkmaatschappij
1. [bestuurder 1] blijft tot zijn pensioen aan als inkoper. Hij ontvangt tot 2031 een management fee (gebaseerd op het aantal uren volgens het huidige arbeidspatroon) van € 120.000, verhoogd met de jaarlijks uit te keren dividend. [bestuurder 3] blijft werkzaam in het logistieke proces tot zijn pensioen. Ook hij behoudt zijn management fee.
2. Als [bestuurder 1] de behoefte heeft om eerder met pensioen te gaan zal een passende regeling met hem getroffen worden.
3. Er is een afscheidsbonus voor de aandeelhouders die met pensioen gaan ter hoogte van een management fee van 1 jaar, te weten € 120.000, uit te keren als [bestuurder 1] minimaal één jaar voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd vertrekt. Deze bonus kan ook gebruikt worden om een jaar eerder met pensioen te gaan.
4. [bestuurder 1] en [bestuurder 3] maken geen deel uit van het managementteam en zijn geen statutair directeur van de werkmaatschappij.
5. [bestuurder 1] en [bestuurder 3] kunnen toetreden tot de raad van advies van [de Werkmaatschappij] als zij de organisatie verlaten hebben. Hierdoor blijven zij verbonden met de organisatie. Ook kunnen zij werkzaamheden verrichten waar een vergoeding tegenover staat.
6. Alle medewerkers van [de Werkmaatschappij] krijgen een functieomschrijving.
7. [bestuurder 2] blijft algemeen directeur, [Naam] wordt hoofd inkoop en treedt toe tot het managementteam.
8. Ten aanzien van de opzeggingsmogelijkheden van de managementovereenkomst als inkoper geldt dat [bestuurder 1] gerechtigd is de overeenkomst met een opzegtermijn van 6 maanden op te zeggen. Voor de werkmaatschappij wordt de opzeggingsmogelijkheid van de managementovereenkomst beperkt teneinde [bestuurder 1] zekerheid te verlenen met betrekking tot zijn arbeidsinkomen. Graag een voorstel onder welke condities er door de werkmaatschappij wél opgezegd mag worden en welke waarborgen hierbij gewenst zijn. [bestuurder 1] , wil jij samen met je adviseur hier een voorstel in doen?
Dit zijn de hoofdlijnen zoals [bestuurder 2] het voor zich ziet, waarbij hij oog heeft voor de belangen van [bestuurder 1] en [bestuurder 3] .
Nadat overeenstemming verkregen is op hoofdlijnen kan verdere uitwerking plaatsvinden.
Dat er overeenstemming gezocht moet worden is noodzakelijk om de toekomst van de organisatie als professionele marktpartij zeker te stellen.
Toevoegingen naar aanleiding van de bespreking van 29 juni 2022:
1. [bestuurder 1] zal als bestuurder aanblijven in de holding. De aandelen van de holding worden geletterd (elke aandeelhouder krijgt zijn eigen letter), waarbij iedere letter zijn eigen bestuurder mag benoemen.
Voor opzegging van de managementovereenkomst met [bestuurder 1] wordt afgesproken dat het akkoord van de volledige directie van de holding noodzakelijk is (en daarmee dat [bestuurder 1] 's managementovereenkomst niet voortijdig tegen zijn zin kan worden opgezegd). Het letteraandeel van [bestuurder 2] mag de bestuurder van de werkmaatschappij benoemen. Op dit moment is de holding de enige bestuurder van de werkmaatschappij. Slechts in de gevallen dat [bestuurder 1] niet in staat is om zijn arbeid -op de lange termijn- te kunnen blijven verrichten, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid waarvan op korte termijn (binnen na 6 maanden) geen herstel te verwachten is, kan de managementovereenkomst worden opgezegd door de vennootschap. Hetzelfde geldt als er een omstandigheid ontstaat die als een dringende reden aan te merken is voor beëindiging.
2. In de aandeelhoudersovereenkomst wordt een bepaling opgenomen waarin de dividendpolitiek wordt vastgelegd. Afgesproken wordt dat bij een solvabiliteit van minder dan 30% geen dividend wordt uitgekeerd en bij een solvabiliteit van meer dan 40% het meerdere boven de 40% zal worden uitgekeerd. Bij een solvabiliteit van tussen de 30% en 40% beslist de aandeelhoudersvergadering bij gewone meerderheid over de hoogte van het (eventuele) dividend.
3. In de aandeelhoudersovereenkomst wordt een bepaling opgenomen die [bestuurder 1] beschermt tegen de verwatering van zijn 1/3 aandeel in het bedrijf. Aan de andere kant mag het ook niet zo zijn, dat belangrijke samenwerking, fusies of overnames door 1 aandeelhouder kunnen worden geblokkeerd.
Ook hiervoor zullen bepalingen in de aandeelhoudersovereenkomst worden opgenomen.
Partijen zijn op hoofdlijnen akkoord met bovenstaande notitie onder de voorwaarden, dat partijen overeenstemming bereiken over de verdere uitwerking van de wijziging in de statuten, de aandeelhoudersovereenkomst en de managementovereenkomst.
Ondertekend op 30 juni 2022
[…]
2.12.
Na deze AVA heeft een notaris, op instructie van de accountant, het eerdere concept van de aandeelhoudersovereenkomst aangepast.
2.13.
Per e-mail van 19 augustus 2022 heeft [bestuurder 2] (onder meer aan zijn oom [bestuurder 1] ) het volgende gemeld:
Ik heb de laatste versie van de aandeelhoudersovereenkomst gelezen en deze naast de statuten van [de Holding] gelegd. Na deze evaluatie heb ik besloten de statuten te blijven zien als “de” aandeelhoudersovereenkomst en zie geen noodzaak voor enige wijziging of aanvullende aandeelhoudersovereenkomst. De statuten en de notitie die wij op de laatste AvA hebben geaccordeerd bieden voldoende perspectief voor een vruchtbare samenwerking met alle betrokkenen. De samenwerking tussen de aandeelhouders gaat momenteel goed. Wij staan voor een drukke periode, de belangrijkste periode van het jaar.
Wij staan ook midden in een proces van professionalisering waar alle medewerkers bij betrokken worden. Ofwel, er is geen tijd noch noodzaak om aan een nieuwe aandeelhoudersovereenkomst te blijven werken. Wij zullen de concepten van de aandeelhoudersovereenkomst bewaren maar voorlopig trek ik dus de stekker uit dit “project”.
2.14.
Enkele dagen later, op 22 augustus 2022, schreef [bestuurder 2] aan [bestuurder 1] :
Beste [bestuurder 1] ,
Zoals je weet zie ik de statuten van de Holding, die pas 1 jaar oud zijn, als onze management- en aandeelhoudersovereenkomst. Op 8 juni hebben we hier een aanvulling op gemaakt en samen ondertekend. Een nieuwe management- aandeelhoudersovereenkomst of aanpassing van de statuten acht ik niet wenselijk en niet noodzakelijk.
Als jij akkoord gaat met de notitie van 30 juni jl. als aanvulling op de statuten en net als ik afziet van een nieuwe management- aandeelhoudersovereenkomst, zie ik graag een schriftelijke bevestiging tegemoet.
Als jij niet akkoord gaat zullen wij de statuten van de Holding als management-aandeelhoudersovereenkomst blijven hanteren en zullen we de notitie van 8 juni met de daarin opgenomen afspraken verscheuren. Ik verzoek je voor 26 augustus te reageren.
2.15.
[bestuurder 2] heeft op 9 januari een AVA van de Werkmaatschappij bijeengeroepen te houden op 18 januari 2023 (later verzet naar 27 januari 2023). Bij de oproep bevond zich de agenda:
AGENDA
l. Opening
2. Notulen vorige vergadering
3. Algemene mededeling
4. Afsluiten van een bestuurdersaansprakelijkheid
5. Verkoop aandelen [bestuurder 3]
6. Beleidsplannen 2023
7. Begroting 2023
8. Overeenkomst van opdracht
9. Bezoldiging.
In bijlage vindt u volgende documenten ter voorbereiding van de vergadering:
agenda Ava januari 2023
Overeenkomst van opdracht [B.V. X] - [de Werkmaatschappij] .
2.16.
Daags daarna, op 10 januari 2023, heeft [bestuurder 1] per e-mail op de oproep en de agenda gereageerd en onder meer geschreven:
Agendapunt 8 Overeenkomst van opdracht
Zoals benoemd in de intentieverklaring (notitie t.b.v. nader overleg) dienen de statuten,
aandeelhoudersovereenkomst en de managementovereenkomst nader uitgewerkt te worden. Graag het punt van
de agenda verwijderen en het geheel van de 3 overeenkomsten in totaliteit te behandelen in de volgende
vergadering. Tussentijds overleg met alle 3 de aandeelhouders is hierbij zeer gewenst.
2.17.
Op het e-mailbericht van [bestuurder 1] heeft [bestuurder 2] gereageerd per e-mail van 11 januari 2023, waarin onder meer te lezen is:
Ik wil de overeenkomst van opdracht uiterlijk 20 januari 2023 getekend zien, op mijn bureau op kantoor. Als ik de overeenkomst van opdracht niet tijdig heb ontvangen, wordt je per 1 januari 2023 meegenomen in onze loonadministratie.
Met deze e-mail zond [bestuurder 2] een aangepaste agenda en een oproep voor een AVA van de Holding.
2.18.
Op 19 januari 2023 zond [bestuurder 2] nog wederom een e-mail waarin onder meer te lezen is:
Ik hoop dat het goed gaat.
In de algemene vergadering wordt besproken dat [de Werkmaatschappij] de samenwerking met [de Holding] per 1 februari zal beëindigen.
Dit betekent dat jij, net als [bestuurder 3] en ikzelf, niet langer via de holding bij de werkmaatschappij gedetacheerd zult worden en zelf een overeenkomst van opdracht van dienstverband met [de Werkmaatschappij] moet gaan. [bestuurder 3] en ikzelf hebben dit al gedaan, maar als jij dit niet doet voor 20 januari, zal jouw samenwerking met [de Werkmaatschappij] per 1 februari eindigen.
2.19.
Tijdens de (gecombineerde) AVA op 27 januari 2023 vond tijdens de rondvraag een overleg plaats. Daarbij is van de zijde van [bestuurder 2] opgemerkt dat er geen afspraken zijn gemaakt tussen partijen in de Aangevulde Notitie en voorts dat [bestuurder 1] niet tot 2031 op basis van de managementovereenkomst werkzaamheden zou kunnen verrichten. Namens [bestuurder 2] heeft diens raadsman opgemerkt dat de samenwerking tussen partijen niet werkt en ook niet gaat werken en dat voor [bestuurder 2] de enige optie is om uit elkaar te gaan.
2.20.
Een op 31 januari 2023 aan [bestuurder 1] door [bestuurder 2] gedaan voorstel voor een scheiding der wegen heeft [bestuurder 1] niet aanvaard.

3.Het geschil

3.1.
[bestuurder 1] vordert, samengevat:
A. [bestuurder 1 c.s.] te verbieden om een besluit te nemen teneinde de tussen [bestuurder 1] en de Holding op 23 juli 2021 gesloten managementovereenkomst op te zeggen c.q. te beëindigen vóór 1 januari 2031 anders dan in het geval van arbeidsongeschiktheid van [bestuurder 1] waarvan op korte termijn (binnen zes maanden) geen herstel te verwachten is of er een omstandigheid ontstaat die als dringende reden is aan te merken voor opzegging c.q. beëindiging, zulks op straffe van een hoofdelijke dwangsom gelijk aan de som van de management fees en overige contractuele vergoedingen die nog resteren vanaf het moment van opzegging tot 1 januari 2031;
B. [bestuurder 2] en [bestuurder 3] (als aandeelhouders van de Holding) te verbieden om een besluit te nemen teneinde [bestuurder 1] te (doen) ontslaan als bestuurder van de Holding vóór 1 januari 2031, zulks op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 2.500,- voor iedere maand dat het ontslag vóór 1 januari 2031 plaatsvindt;
met hoofdelijke veroordeling van [bestuurder 1 c.s.] in de proceskosten.
3.2.
[bestuurder 1] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Er zijn afspraken gemaakt door de drie aandeelhouders, die zijn vastgelegd in de Aangevulde Notitie. Deze afspraken zouden worden uitgewerkt, maar daar heeft [bestuurder 2] niet aan meegewerkt. De verhoudingen zijn verstoord geraakt doordat [bestuurder 2] , die sinds de AVA van 1 juni 2022 enig bestuurder is van de Werkmaatschappij, zich steeds meer autoritair is gaan gedragen. Het voorstel dat door [bestuurder 2] aan [bestuurder 1] is gedaan om tot een scheiding der wegen te komen, getuigt van disrespect jegens zijn oom en houdt geen rekening met de inhoud van de afspraken zoals deze zijn vervat in de Aangevulde Notitie. [bestuurder 1] vreest dat [bestuurder 1 c.s.] overgaat tot ontslag van [bestuurder 1] als bestuurder en tot opzegging van de managementovereenkomst, terwijl [bestuurder 1] voor zijn inkomen afhankelijk is van die managementovereenkomst en de dividendstroom.
3.3.
[bestuurder 1 c.s.] voert verweer. [bestuurder 1 c.s.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [bestuurder 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [bestuurder 1] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat er in deze zaak om of het [bestuurder 1 c.s.] moet worden verboden om de managementovereenkomst tussen [bestuurder 1] en de Holding vóór 2031 op te zeggen en om [bestuurder 1] te ontslaan als bestuurder van de Holding.
4.2.
Zoals uit de hiervoor omschreven feiten blijkt, hebben partijen in 2022, met het oog op het (mogelijk) sluiten van een aandeelhoudersovereenkomst, meerdere gesprekken gevoerd over de toekomst van de bloemengroothandel. Het ging daarbij om de toekomstige uittreding van de broers (de ‘senioren’) [bestuurder 3] en [bestuurder 1] , en de leidende rol van [bestuurder 2] in het aansturen en uitbouwen van de onderneming en de formalisering daarvan. Er is stil gestaan bij de financiële belangen van [bestuurder 3] en [bestuurder 1] . Een aanzet voor de in dat kader te maken afspraken gaf [bestuurder 2] door middel van de Notitie, welke afspraken na de inbreng van de visie van [bestuurder 1] zijn vastgelegd in de Aangevulde Notitie. Deze is tijdens de AVA van 1 juli 2022 ondertekend door (alleen) [bestuurder 1] en [bestuurder 2] .
4.3.
[bestuurder 1] verlangt van [bestuurder 1 c.s.] nakoming van de in de Aangevulde Notitie gemaakte afspraken. De eerste te beantwoorden vraag – aannemende dat sprake is van een overeenkomst – is wie partij zijn bij deze overeenkomst.
4.4.
[bestuurder 1] en [bestuurder 2] zijn dat zeker: zij hebben voor overeenstemming getekend. Maar is [bestuurder 3] ook partij? Dat is hij, naar het oordeel van de voorzieningenrechter. Hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van de Notitie, die [bestuurder 2] niet alleen voor [bestuurder 1] maar ook voor [bestuurder 3] had geschreven. [bestuurder 3] was bovendien aanwezig in de AVA waarin de Aangevulde Notitie, zoals dat in de notulen is vastgelegd, is gecontroleerd. Volgens de vastlegging in de notulen heeft hij deze, als een van de drie aandeelhouders, ondertekend. Weliswaar was dat feitelijk niet het geval (hij heeft de Aangevulde Notitie niet getekend), maar aangenomen moet worden dat hij met de inhoud daarvan heeft ingestemd en zich daar ook aan heeft willen binden. En zou dit – deze conclusie – te ver gaan, dan moet toch ten minste worden aangenomen dat, gelet op de door de aandeelhouders onderling in acht te nemen redelijkheid en billijkheid, hij zich bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheden als bestuurder en aandeelhouder overeenkomstig deze afspraken dient te gedragen. Hij is aldus op een lijn te stellen met een partij bij de overeenkomst.
4.5.
Anders ligt dat voor de Holding, die ook is gedaagd en tegen wie de vorderingen zich ook richten. Uit niets blijkt – [bestuurder 1] heeft dat ook niet op enigerlei wijze aannemelijk gemaakt – dat het de bedoeling was dat ook de Holding gebonden zou zijn aan de inhoud van de Aangevulde Notitie. Daarom stranden de vorderingen tegen de Holding sowieso.
4.6.
Dan is aan de orde: is er wel sprake van afspraken waaruit afdwingbare verplichtingen voortvloeien? In de Aangevulde Notitie wordt namelijk gesproken van “hoofdlijnen” waarover een akkoord is bereikt en verder staat daarin dat als voorwaarde voor de overeenstemming geldt dat partijen overeenstemming bereiken over de verdere uitwerking in de statuten, de aandeelhoudersovereenkomst en de managementovereenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een overeenkomst tot stand gekomen en zijn er verplichtingen waarvan de nakoming door [bestuurder 1] kan worden afgedwongen. In de Aangevulde Notitie zijn concrete afspraken gemaakt, en dat geldt zeker voor de afspraken waarvan [bestuurder 1] in dit kort geding (in wezen) nakoming verlangt. Bij de uitwerking van de in de Aangevulde Notitie vervatte afspraken in de statuten, in een aandeelhoudersovereenkomst en/of in een (aangepaste) managementovereenkomst zou best nog enige discussie kunnen ontstaan over de exacte vormgeving of bewoordingen, maar niet denkbaar is dat die discussie ertoe zou kunnen leiden dat de Aangevulde Notitie niet meer bindt. Dat zou ook ongerijmd zijn omdat [bestuurder 2] op dezelfde dag, in dezelfde (gecombineerde) AVA waarin de Aangevulde Notitie is getekend, (onvoorwaardelijk) de vrije hand is gegund in de werkmaatschappij, waarin hij vanaf dat moment geheel zelfstandig (als enig bestuurder) de scepter is gaan zwaaien. Bovendien trad, in dezelfde AVA, [bestuurder 3] toe tot de Raad van Advies. Dit waren beide elementen van de in de Aangevulde Notitie gemaakte afspraken, zodat de nakoming ervan die dag al een aanvang had genomen. Bedacht moet worden dat partijen waren (en zijn) gehouden bij de uitwerking van de Aangevulde Notitie zich naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te gedragen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kon, het zojuist opgemerkte over de invloed van de redelijkheid en billijkheid in gedachten, met de ‘uitwerking’ van de (al zo concrete) afspraken weinig misgaan. Wat overigens enige verbazing wekt is dat [bestuurder 2] het gesprek over de uitwerking van de afspraken in de Aangevulde Notitie zelfs in het geheel niet is aangegaan. Dat stond (en staat) hem niet vrij.
4.7.
De managementovereenkomst bestaat momenteel tussen de Holding en [bestuurder 1] . De Aangevulde Notitie brengt met zich dat deze in stand zal blijven – en niet opgezegd kan worden door de Holding tot 2031, temeer waar afgesproken is dat de instemming van [bestuurder 1] voor opzegging vereist is (zie onderdeel 1 van de toevoegingen in de Aangevulde Notitie). Een uitzondering wordt gemaakt voor het geval waarin [bestuurder 1] zes maanden arbeidsongeschikt is (en geen herstel te verwachten is) of zich een ‘dringende reden’ voordoet. Over de hoogte van de management fee die de Holding verschuldigd is, hebben partijen ook een duidelijke afspraak gemaakt.
4.8.
[bestuurder 2] stuurt nu aan op het aangaan van een opdrachtovereenkomst tussen [bestuurder 1] (diens BV) en de Werkmaatschappij, maar daarvoor bestaat, gezien die duidelijke afspraak op dit punt in de Aangevulde Notitie, geen grond. Vanzelfsprekend kunnen partijen tot een andere afspraak komen, maar daarvoor is de instemming van [bestuurder 1] vereist. Gelet op de duidelijke afspraak op dit punt, wekt de wijze waarop [bestuurder 2] zijn oom [bestuurder 1] aansprak bij e-mail van 11 januari 2023 (de e-mail hierboven onder 2.17 deels weergegeven) enige verbazing. En die verbazing is ook meteen de reden waarom het beroep van [bestuurder 1 c.s.] op het ontbreken van een (spoedeisend) belang bij [bestuurder 1] niet opgaat. Begrijpelijk is dat deze handelwijze van [bestuurder 2] bij [bestuurder 1] ernstige zorgen over zijn positie heeft opgeroepen, ook al is opzegging van de overeenkomst (of een AVA-oproep) nog niet op de deurmat gevallen.
4.9.
De voorzieningenrechter zal de vordering die [bestuurder 1 c.s.] verbiedt de managementovereenkomst met [bestuurder 1] (diens BV) op te zeggen, met inachtneming van de uitzonderingen zoals weergegeven (hierboven en) in het petitum, toewijzen. Gevorderd is te verbieden een tot opzegging strekkend ‘besluit’ te nemen, en zo zal het dan ook worden toegewezen. Duidelijk moge zijn dat de strekking van deze veroordeling is dat [bestuurder 2] en [bestuurder 3] iets doen dat leidt tot opzegging of beëindiging van de managementovereenkomst met [bestuurder 1] , of dat nu via een besluit of zonder besluit (door slechts een vertegenwoordigingshandeling) gebeurt.
Wel wijst de voorzieningenrechter er op dat omstandigheden denkbaar zijn waaronder [bestuurder 1] naar redelijkheid en billijkheid gehouden is mee te werken aan een aanpassing van de contractuele vormgeving waaraan hij zijn inkomen ontleent, bijvoorbeeld als een fiscale beoordeling daartoe dwingt. In dat geval mag [bestuurder 1] wel verlangen dat zijn inkomenszekerheid, die de Aangevulde Notitie beoogt te waarborgen, zoveel mogelijk wordt veiliggesteld. Maar zo’n situatie doet zich kennelijk nu (nog) niet voor.
4.10.
Dan komt aan de orde of [bestuurder 1] kan verlangen dat hij niet als bestuurder van de Holding wordt ontslagen. Van de Aangevulde Notitie maakt ook deel uit de afspraak dat (per saldo) [bestuurder 1] een vetorecht zal hebben over zijn ontslag als bestuurder van de Holding. De juiste uitwerking van deze afspraak in de Aangevulde Notitie is geconcretiseerd door middel van de introductie van letteraandelen en van ‘letterbestuurders’, te realiseren door aanpassing van de statuten. Nu [bestuurder 2] weigert mee te werken aan de uitwerking van de gemaakte afspraken heeft, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, totdat die uitwerking wel heeft plaatsgevonden, te gelden dat tussen de aandeelhouders van de Holding de regel van kracht is dat voor het ontslag van [bestuurder 1] ( [bestuurder 1] ) als bestuurder van de Holding een unaniem besluit van de aandeelhoudersvergadering van de Holding vereist is. Het moge duidelijk zijn dat op deze regel een uitzondering denkbaar is, zoals die onder andere in de (tijdens de mondelinge behandeling besproken Amsterdamse) zaak RedBlue (ECLI:NL:RBAMS:2014:193, zie ro. 5.1, laatste twee zinnen) aan de orde kwam: het unanimiteitsvereiste geldt niet als een beroep daarop onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.11.
De vraag is of [bestuurder 1] onder de huidige omstandigheden een gerechtvaardigde vrees heeft dat hij ontslagen wordt, zodat een voorziening in kort geding die ertoe strekt een dergelijk besluit te voorkomen, aangewezen is. Aan de ene kant heeft de voorzieningenrechter wel begrip voor de vrees van [bestuurder 1] , die immers niet ten onrechte wijst op onprettige en dwingende toon die [bestuurder 2] aanslaat. Begrijpelijk is ook dat [bestuurder 1] vreest dat zijn broer [bestuurder 3] eerder geneigd zal zijn met zijn zoon [bestuurder 2] mee te stemmen dan het voor [bestuurder 1] op te nemen in de AVA van de Holding. Aan de andere kant weerspreken [bestuurder 2] en [bestuurder 3] dat er enige aanleiding bestaat voor [bestuurder 1] om te vrezen voor het ontslag van [bestuurder 1] als bestuurder van de Holding, en dat er echt geen plan is tot ontslag over te gaan.
4.12.
De voorzieningenrechter zal de vordering inhoudende het ontslagverbod afwijzen. De dreiging van ontslag lijkt niet aanwezig, gezien de ter zitting met klem herhaalde verklaring van [bestuurder 2] (en [bestuurder 3] ) geen ontslag te overwegen. Het ontslagrisico zal straks, nadat [bestuurder 2] (en [bestuurder 3] ) alsnog hebben meegewerkt aan de introductie van letteraandelen en letterbestuurders in de statuten, bovendien afgewend zijn omdat het dan [bestuurder 1] zal zijn die als enige over zijn ontslag als bestuurder zeggenschap heeft, uiteraard ook weer met de mogelijkheid dat de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid tot een uitzondering kan dwingen
Slotsom: te treffen voorziening, dwangsom, proceskosten
4.13.
[bestuurder 2] en [bestuurder 3] zal het verbod worden opgelegd de managementovereenkomst met [bestuurder 1] te beëindigen tenzij zich een van de in (de Aangevulde Notitie en) het petitum genoemde omstandigheden zich voordoet. Bij overtreding van dit verbod verbeuren beide, hoofdelijk, een dwangsom, als te noemen in de beslissing hieronder. Die de dwangsom is, ten behoeve van de duidelijkheid, gefixeerd.
4.14.
[bestuurder 2] en [bestuurder 3] zijn de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partijen. Zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van [bestuurder 1] worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [bestuurder 1] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
- griffierecht
119,95
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.874,95
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening toegekend.
De vorderingen tegen de Holding worden afgewezen, en dat rechtvaardigt een proceskostenveroordeling ten laste van [bestuurder 1] . De proceskosten van de Holding, die in dit geding optrok met [bestuurder 2] en [bestuurder 3] , worden begroot op nihil.
Na dit kort geding
4.15.
Het is denkbaar dat partijen, na deze kortdurende strijd in kort geding, weer goed met elkaar verder kunnen, maar de voorzieningenrechter is daar niet geheel gerust op en besluit deze overwegingen daarom (wat ongebruikelijk wellicht) met een advies.
[bestuurder 2] wil graag op zijn, moderne, manier verder met de onderneming, [bestuurder 1] kan dat (in de beleving van [bestuurder 2] ) niet goed bijbenen. Hoewel het best moeite zal kosten een goede (financiële) oplossing te vinden voor het vertrek van [bestuurder 1] (hij heeft nog een aantal jaren te overbruggen), lijkt het wenselijk dat partijen daarnaar serieus op zoek gaan, eventueel met hulp van een mediator, mocht blijken dat inmiddels gerezen spanningen vruchtbaar overleg bemoeilijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [bestuurder 2] en [bestuurder 3] een besluit te nemen waarmee de tussen [bestuurder 1] en de Holding gesloten managementovereenkomst voor 2031 wordt opgezegd of beëindigd, anders dan in geval van arbeidsongeschiktheid van [bestuurder 1] waarvan binnen zes maanden geen herstel te verwachten is of als er zich een omstandigheid voordoet die als dringende reden voor opzegging of beëindiging is aan te merken, zulks op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 50.000,--;
5.2.
veroordeelt [bestuurder 2] en [bestuurder 3] , hoofdelijk, in de proceskosten, aan de zijde van [bestuurder 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.874,95, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.14;
5.3.
veroordeelt [bestuurder 1] in de proceskosten van de Holding, begroot op nihil;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.
WJ