ECLI:NL:RBDHA:2023:6653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
21/4699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stelling van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de buiten behandeling stelling van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.A.R. Schuckink Kool, had op 25 december 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Westland had deze aanvraag niet in behandeling genomen. Het college stelde dat de aanvraag onvolledig was, omdat eiser niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 12 juli 2021.

De rechtbank heeft het procesverloop en de communicatie tussen eiser en het college zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag niet in behandeling was genomen. Het college had niet duidelijk gemaakt welke stukken ontbraken en had niet adequaat gereageerd op de bezwaren van eiser. De rechtbank concludeerde dat de buiten behandeling stelling niet in overeenstemming was met de wet, omdat eiser niet voldoende gelegenheid had gekregen om de ontbrekende gegevens te overleggen.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij het buiten behandeling stellen van aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4699

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser (gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool),

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, het college (gemachtigde: mr. I. Simons).

Procesverloop

In het besluit van 28 januari 2021 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser van 25 december 2020 om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in behandeling genomen.
In het besluit van 12 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2023 op zitting behandeld. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Het college heeft eiser met ingang van 12 juli 2019 bijstand toegekend op grond van de Pw naar de norm voor een alleenstaande.
1.2 De teamchef basisteam Westland heeft in een bestuurlijke rapportage van 23 april 2020 op basis van informatie van de politie gerapporteerd dat het vermoeden bestaat dat eiser geld verdient met criminele activiteiten. De politie heeft gezien dat eiser in verschillende auto’s reed en bij hem zijn verdovende middelen en contant geld aangetroffen. Hierop is een onderzoek gestart. In dat kader is bij brief van 4 augustus 2020 aan eiser gevraagd om gegevens.
1.3
In het besluit van 20 augustus 2020 heeft het college het recht op bijstand met ingang van 19 augustus 2020 op grond van artikel 54, eerste lid, van de Pw opgeschort en eiser gelegenheid geboden om de bij brief van 4 augustus 2020 gevraagde, maar niet overgelegde gegevens, in te leveren. Het gaat om – samengevat – bankafschriften, inkomensgegevens en informatie over auto’s.
1.4
Bij besluit van 31 augustus 2020 heeft verweerder op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw de bijstand ingetrokken over de periode van 19 augustus 2020 tot en met 3 september 2020, met ingang van 4 september 2020 de bijstand beëindigd en van eiser een bedrag van € 421,91 teruggevorderd. Eiser heeft geen bezwaar tegen dit besluit ingesteld.
1.5
Eiser heeft op 25 december 2020 de aan dit geschil ten grondslag liggende aanvraag om een bijstandsuitkering ingediend (aanvraag 1). Op het aanvraagformulier vraagt eiser om 1 augustus 2020 als ingangsdatum. Hij heeft vermeld dat hij door een operatie niet had gezien dat zijn uitkering was gestopt en dat hij in augustus/september een Wajong-uitkering heeft aangevraagd waarop nog niet is beslist. Hierop heeft het college in een brief van 29 december 2020 eiser gevraagd om binnen zeven kalenderdagen na dagtekening een aantal gegevens over te leggen. Het gaat om – samengevat – identiteitsgegevens, bankafschriften van de laatste drie maanden, bankafschriften van rekeningen die afgelopen twaalf maanden zijn opgeheven, bankafschriften vanaf 12 juli 2019, bewijzen bij stortingen of overschrijvingen door derden over de herkomst en doel van besteding, inkomensgegevens en gegevens over auto’s.
1.6
In een brief van 11 januari 2021 heeft het college eiser meegedeeld dat niet of niet volledig is voldaan aan wat bij brief van 29 december 2020 was gevraagd om in te leveren en aan verzoeker een hersteltermijn gegeven om de gevraagde stukken voor 21 januari 2021 in te dienen. Op 16 januari 2021 heeft eiser een machtiging opgesteld en zijn gemachtigde gemachtigd voor hem op te treden omdat hij zijn papierwerk niet zelf kan doen. Op 18 januari 2021 heeft de gemeente onder meer ontvangen: afschriften van ING-rekening …707 over december 2020, het jaaroverzicht 2019 over ING-betaal-en spaarrekening …313.
1.7
Op 20 januari 2021 heeft eiser gemaild naar de gemeente dat hij wil weten wat hij moet doen en dat hij nog wat afschriften heeft gevonden en opgestuurd. Op 21 januari 2021 heeft de gemachtigde gemaild naar een medewerker van het college (medewerker) met onder meer de vraag welke stukken nog moeten worden ingediend. Op 25 januari 2021 heeft de gemeente afschriften van ING-betaalrekening …313 ontvangen over de periode van 12 juli 2019 tot en met 16 augustus 2020.
1.8
Op 25 januari 2021 heeft de medewerker de gemachtigde per e-mailbericht geïnformeerd dat op 18 januari 2021 de volgende stukken zijn ontvangen: een aanvraag bij het UWV om heroverweging van een Wajong-uitkering, een overzicht ING-bankrekening van december 2020 en een stuk over het beslag op de ING-rekening. Aan de gemachtigde wordt gelegenheid geboden om voor 27 januari 2021 “de bewijsstukken gevraagd in het hersteltermijn van 13 januari compleet en geheel” te overleggen. De gemachtigde heeft vervolgens aan de medewerker op 27 januari 2021 een e-mailbericht gestuurd met daarbij de volgende stukken: een kopie identiteitsbewijs, beantwoording van de vraag van het college over beschikbare auto's, een uitkeringsspecificatie over de periode voorafgaand aan de aanvraag, een eigen verklaring Wet Taaleis en de verklaring van een begeleider van eiser van 27 januari 2021 dat het door een technisch probleem niet was gelukt om bankafschriften via internetbankieren te downloaden en dat de begeleider samen met eiser contact heeft gehad met de ING-bank voor het bestellen van kopie-bankafschriften.
In datzelfde e-mailbericht heeft de gemachtigde gevraagd om verlenging van de inlevertermijn met 2 weken.
1.9
In het rapport van de medewerker van 28 januari 2021 staat dat de medewerker op 28 januari 2021 contact heeft opgenomen met de gemachtigde en heeft uitgelegd dat niet alle bankafschriften zijn ingeleverd, en ook geen verklaringen over stortingen op eigen rekening, geen bewijsstukken over inkomsten vanaf 12 juli 2019 en geen bewijsstukken over het gebruik van auto’s. De medewerker heeft daarbij gewezen op het onderzoek uit augustus 2020, dat is voorafgegaan aan de beëindiging van de bijstand. In het rapport staat dat de bankafschriften over december 2020 zijn ingeleverd en dat de gemachtigde heeft verzocht om een langere termijn voor de bankafschriften over oktober 2020 en november 2020. Hierop heeft de medewerker “afgesproken dat er beter een nieuwe aanvraag kan worden ingediend met enkel het overleggen van de hierboven vermelde bewijsstukken/verklaringen. De advocaat kon zich vinden in deze procedure en zal nadat de bovenstaande bewijsstukken geleverd kunnen worden een nieuwe aanvraag indienen.”
1.1
In het primaire besluit staat dat het college de volgende gegevens mist: (1) afschriften van bank- en spaarrekeningen vanaf drie maanden voorafgaand aan de bijstandverlening, met uitzondering van december 2020, (2) als er stortingen en bijschrijvingen zijn, bewijs over de herkomst en het doel daarvan, verder (3) bewijs over inkomsten vanaf 12 juli 2019 en (4) bewijs over het gebruik van auto’s. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar ingediend en met betrekking tot de gegevens onder 1 en 2 aangevoerd dat is gevraagd om extra tijd en met betrekking tot de gegevens onder 3 gewezen op de uitkeringsspecificatie en met betrekking tot de gegevens onder 4 gewezen op de verklaring daarover van eiser.
1.11
Op 3 februari 2021 heeft eiser weer een aanvraag om bijstand ingediend (aanvraag 2). Bij besluit van 15 maart 2021 heeft het college aanvraag 2 niet in behandeling genomen omdat niet alle gevraagde stukken zijn overgelegd. Onder meer ontbreken: afschriften van eisers ING-bankrekening …313 over de periode van 16 augustus 2020 tot en met 21 december 2020, vanaf 12 februari 2021 tot en met 5 maart 2021, afschriften van twee ING- spaarrekeningen, afschriften van twee ABN-AMRO-rekeningen en opheffingsbewijzen van de ABN-AMRO-rekeningen.
1.12
Op 10 mei 2021 heeft eiser opnieuw een aanvraag om bijstand ingediend (aanvraag 3). Bij besluit van 9 juli 2021 heeft het college aanvraag 3 niet in behandeling genomen omdat onder meer niet binnen de geboden termijn en hersteltermijn de bankafschriften of opheffingsbewijzen van de twee ABN-AMRO-rekeningen, die eiser bij aanvang van de bijstand per 12 juli 2019 had opgegeven, zijn ingeleverd.
1.13
In het verweerschrift dat is opgesteld naar aanleiding van het bezwaarschrift tegen het primaire besluit wordt ingegaan op de inlevering van bankafschriften. De opsteller van het verweerschrift heeft de volgende informatie van de consulent ontvangen. Op 25 januari 2021 is van ING-rekening … 313 de periode 12 juli 2019 tot en met 16 augustus 2020 correct ontvangen en van ING-rekening …707 is de periode 1 juni 2019 tot en met 3 januari 2021 ontvangen. Waarom de maanden september, oktober en november 2020 niet zijn uitgedraaid wordt een raadsel genoemd. Bekend is dat volgens de gemachtigde de uitdraaien zijn opgevraagd bij de ING-bank. Op 25 januari 2021 had volgens de consulent de gehele periode van ING-rekening … 707 ingeleverd kunnen worden via internetbankieren. “De verklaringen had ik dan voor lief genomen en later toe laten voegen.”
1.14
Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser een maand tijd heeft gehad om gegevens over te leggen en dat niet is gebleken dat eiser buiten staat was om deze tijdig over te leggen. Het college ziet in wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd geen grond dat het niet in redelijkheid van de bevoegdheid de aanvraag buiten behandeling te stellen gebruik heeft kunnen maken.
1.15
Met ingang van 15 oktober 2021 is eiser vertrokken uit de gemeente.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
3.1
Een bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien de aanvrager onvoldoende gegevens of bescheiden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
3.2
De financiële situatie van de aanvrager van bijstand is een essentieel gegeven voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstand behoevende omstandigheden. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen.
3.3
In de communicatie tussen de gemachtigde en de medewerker, genoemd onder nr. 1.9, gaat het vooral om afschriften van een ING-rekening over de maanden oktober en november 2020, zonder dat het rekeningnummer wordt genoemd. In het primaire besluit worden afschriften gemist vanaf drie maanden voorafgaand aan de bijstandverlening tot en met heden, met uitzondering van december 2020. In het licht van de communicatie in 1.9 lijkt het ook in het primaire besluit te gaan om een, niet nader genoemde, ING-rekening over de maanden oktober en november 2020. Niet in geschil is dat eiser niet voor 27 januari 2021 alle afschriften van de ING-rekeningen heeft ingeleverd. Eiser heeft in beroep betwist dat hij voldoende gelegenheid had om de afschriften van de ING te overleggen.
3.4
Ter zitting is namens het college desgevraagd verklaard dat het ten tijde van het bestreden besluit wel beschikte over de gevraagde bankafschriften van de ING-rekeningen. Het college heeft zich hierover in het bestreden besluit niet uitgelaten. In het bestreden besluit staat niet welke stukken ontbreken. Dit betekent dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft en moet worden vernietigd.
3.5
Het college stelt zich nu op het standpunt dat aan de buitenbehandelingstelling ten grondslag moet worden gelegd dat ten tijde van het bestreden besluit de afschriften van de ABN-AMRO-rekeningen ontbraken en ook de gevraagde uitleg over stortingen en over waarvan eiser heeft geleefd. Hierover wordt het volgende overwogen.
3.5.1
De vraag naar afschriften van de ABN-AMRO-rekening is pas naar aanleiding van aanvragen 2 en 3 aan eiser gesteld. Dat deze zouden ontbreken staat niet in het primaire en/of bestreden besluit en wordt ook niet genoemd in de onder 1.9 beschreven communicatie. Verder staat vast dat de ABN-AMRO-rekeningen per 20 november 2019 zijn vervallen. Dat betekent dat het niet gaat om bankafschriften van de afgelopen twaalf maanden, zoals staat in de brief van 29 december 2020, en om die reden geen ontbrekende stukken zijn. Het ontbreken van afschriften van de ABN-AMRO-rekeningen kan dan ook niet aan de buitenbehandelingstelling ten grondslag worden gelegd.
3.5.2
Dat eiser geen verklaring heeft gegeven over stortingen, bijschrijvingen en de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien staat weliswaar in het primaire besluit maar hierover staat – ondanks aangevoerde bezwaren – niets in het bestreden besluit. Nu de consulent, zoals verwoord in het verweerschrift naar aanleiding van het bezwaar, bovendien stelt dat deze verklaringen later gegeven konden worden, en de gemachtigde zich ter zitting niet heeft kunnen uitlaten over het nieuwe standpunt van het college, zal de rechtbank geen toepassing geven aan artikel 6:22 van de Awb.
3.6
De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en geeft partijen in overweging met elkaar in gesprek te gaan om tot een oplossing te komen. De rechtbank wijst er op dat het buiten behandeling laten van een aanvraag een bevoegdheid en geen verplichting is.
4. Het beroep is gegrond.
5. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt hij ook een vergoeding voor de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat eisers gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten ten bedrage van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.