ECLI:NL:RBDHA:2023:6651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
NL22.24913, NL22.24914.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke bewaring van paspoort en rechtsgevolgen van bestreden besluit in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de tijdelijke bewaring van het paspoort van eiseres, die de Filipijnse nationaliteit heeft. Eiseres werd op 10 oktober 2022 illegaal aangetroffen in Nederland en kreeg op 1 november 2022 een terugkeerbesluit. Haar paspoort werd op 14 oktober 2022 tijdelijk in bewaring genomen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij aanvoerde dat zij haar paspoort nodig had voor de erkenning van haar kind, wat essentieel was voor haar vertrek naar de Filippijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het bestreden besluit is genomen zonder eiseres de gelegenheid te bieden om haar bezwaar aan te vullen, in strijd met artikel 6:6, onder a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat eiseres na de erkenning van haar kind berust heeft in het terug in bewaring nemen van haar paspoort. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 837,-.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep, waardoor de connexiteit niet meer aanwezig is. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.24913 (beroep) en NL22.24914 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom – van Berckel).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2022 (primaire besluit) is het paspoort van eiseres tijdelijk in bewaring genomen.
Bij besluit van 11 november 2022 (bestreden besluit) is beslist op het bezwaar van eiseres gericht tegen het primaire besluit.
Eiseres heeft op 6 december 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 6 april 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk gegrond [1] . Hieronder legt de rechtbank dit uit.
2. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1992 en heeft de Filipijnse nationaliteit. Eiseres is op 10 oktober 2022 illegaal aangetroffen in Nederland. Op 1 november 2022 is aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft aangegeven vrijwillig te willen vertrekken, samen met haar minderjarige dochter [naam], geboren op [geboortedag 2] 2021.
3. Op 1 november 2022 heeft de gemachtigde van eiseres op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op dit bezwaar is bij e-mail van 11 november 2022 (het bestreden besluit) afwijzend beslist. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en betoogd dat zij haar paspoort nodig had voor de erkenning van haar kind. Zonder deze erkenning zou zij niet samen met haar kind naar de Filippijnen kunnen uitreizen. Na een informeel verzoek van de gemachtigde van eiseres bij e-mail van 7 december 2022, is eiseres in de gelegenheid gesteld om haar paspoort tijdelijk terug te krijgen. Eiseres heeft haar paspoort op 15 december 2022 opgehaald en op 22 december 2022 weer geretourneerd.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
4. De gemachtigde van eiseres betoogt dat het beroep gegrond moet worden verklaard, omdat op het bezwaar is beslist zonder hem de gelegenheid te bieden voor het aanvullen van de bezwaargronden, zoals vereist is op grond van artikel 6:6, sub a van de Awb. Ook heeft verweerder ten onrechte afgezien van horen in bezwaar.
5. Verweerder heeft gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden en concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, wegens het ontbreken van procesbelang. Nu informeel aan het verzoek van eiseres van 7 december 2022 is tegemoetgekomen en eiseres haar paspoort tijdelijk heeft teruggekregen voor het gevraagde doel, is er geen procesbelang meer. Voor proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding, omdat de tijdelijke teruggave van het paspoort van eiseres volgens verweerder geen verband houdt met het op 6 december 2022 ingestelde beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft betwist dat op 11 november 2022 op het bezwaar is beslist. De rechtbank stelt daarnaast vast dat deze beschikking op bezwaar zonder het bieden van herstelverzuim aan eiseres tot stand is gekomen. Deze handelswijze is in strijd met artikel 6:6, sub a van de Awb en reeds hierom dient het beroep gegrond verklaard te worden. De overige beroepsgronden behoeven geen verdere bespreking.

Wat is de conclusie?

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Vast staat evenwel dat eiseres na de erkenning van haar kind berust heeft in het terug in bewaring nemen van haar paspoort tot aan haar verwijdering uit Nederland en dus momenteel geen procesbelang meer heeft. Er is daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
8. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2023 vastgesteld op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van 837 euro per punt, wegingsfactor 1).
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt zonder zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [2] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro).
De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak in het beroep, kunt u op grond van artikel 8:55 van de Awb een brief sturen naar deze rechtbank sturen, waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent dat deze zaak buiten zitting is afgedaan. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.