ECLI:NL:RBDHA:2023:6640
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
Op 21 februari 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 5 augustus 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 6 maart 2023 de aanvraag ingewilligd en een dwangsom toegekend. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond is. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor verweerder niet verplicht is het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.