ECLI:NL:RBDHA:2023:6637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
NL22.18356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoekster, een Ethiopische nationaliteit hebbende, op 14 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 7 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 2 maart 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.

De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is, aangezien verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op haar asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50, en heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] verzoekster

geboren op [geboortedatum]
van Ethiopische nationaliteit,
v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 14 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 7 september 2021.
Bij besluit van 2 maart 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat verweerder bereid is de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen in onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekster van 7 september 2021.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.