ECLI:NL:RBDHA:2023:6637
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoekster, een Ethiopische nationaliteit hebbende, op 14 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 7 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 2 maart 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is, aangezien verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op haar asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50, en heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.