ECLI:NL:RBDHA:2023:6634
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in proceskosten na intrekking van asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 8 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het indienen van de aanvraag heeft eiser op 3 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 4 oktober 2022 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft op 12 april 2023 het beroep ingetrokken, maar verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser door het inwilligende besluit. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 9 mei 2023.