ECLI:NL:RBDHA:2023:6621
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van onvoldoende zorg- en opvoedingstaken en afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Guinese nationaliteit, had de aanvraag ingediend op basis van zijn dochter, [naam 2], die in Nederland is geboren. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij zijn identiteit en nationaliteit kon bewijzen en omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken ten behoeve van zijn dochter. De rechtbank oordeelde dat de zorg- en opvoedingstaken die eiser had verricht, meer dan marginaal moesten zijn, wat niet het geval bleek te zijn. De rechtbank concludeerde dat de huidige omgangsregeling, die bestond uit begeleid bezoek, niet voldeed aan de vereisten voor daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken. Daarnaast werd vastgesteld dat er geen zodanige afhankelijkheidsrelatie bestond tussen eiser en zijn dochter dat deze gedwongen zou worden de Europese Unie te verlaten als aan eiser geen verblijfsrecht werd verleend. Eiser had ook geen ouderlijk gezag over zijn dochter, wat de situatie verder compliceerde. De rechtbank volgde ook het betoog van eiser niet dat de moeder van de referente de omgang frustreerde, aangezien er geen bewijs was dat dit het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.