In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. W.C. Boelens, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiser heeft op 29 april 2022 bezwaar gemaakt, maar de Staatssecretaris heeft de beslistermijn verlengd en niet binnen de wettelijk vereiste termijn van negentien weken een beslissing genomen. Eiser heeft de Staatssecretaris op 31 oktober 2022 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet tijdig een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiser. Indien de Staatssecretaris deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding voor de proceskosten toegekend van € 418,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 2 maart 2023. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen, en heeft de beslissing van de Staatssecretaris vernietigd, omdat deze niet tijdig heeft gehandeld. Eiser heeft recht op een dwangsom en proceskostenvergoeding, wat de uitkomst van deze procedure bevestigt.