ECLI:NL:RBDHA:2023:6566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
19_310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van naheffingsaanslagen kansspelbelasting na handhaving van aanslag aan samenwerkingsverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over twee naheffingsaanslagen kansspelbelasting die aan eiser zijn opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Vink, heeft beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslagen die betrekking hebben op de periode van 3 september 2013 tot en met 16 februari 2015. De Belastingdienst had aan eiser en een samenwerkingsverband twee naheffingsaanslagen opgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat slechts één van deze aanslagen in stand kon blijven. De rechtbank handhaafde de naheffingsaanslag aan het samenwerkingsverband (zaaknummer SGR 19/311) en vernietigde de aan eiser opgelegde aanslagen, waardoor het beroep van eiser gegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de genoemde periode in Nederland woonde en betrokken was bij kansspelen zonder de vereiste vergunning. De FIOD had een onderzoek ingesteld naar eiser en het samenwerkingsverband, waarbij eiser werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie en belastingfraude. De rechtbank concludeerde dat eiser als organisator van kansspelen belastingplichtig was, maar dat de naheffingsaanslagen ten onrechte aan hem waren opgelegd, omdat het samenwerkingsverband als inhoudingsplichtige moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook de proceskostenvergoeding in deze zaak behandeld, waarbij werd opgemerkt dat de zaken samenhangend waren en dat er al een vergoeding was vastgesteld in de andere zaak.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van belastingplicht en de rol van betrokken partijen in de context van kansspelen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/310

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. T. Vink),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak van 3 september 2013 tot en met 16 februari 2015 twee naheffingsaanslagen kansspelbelasting opgelegd van € 1.275.759 (naheffingsaanslag I) en € 378.389 (naheffingsaanslag II). Naar dezelfde bedragen zijn tevens twee naheffingsaanslagen opgelegd ten name van “Samenwerkingsverband [eiser] en [naam 1] ” (het samenwerkingsverband).
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 december 2018 de aan eiser en het samenwerkingsverband opgelegde naheffingsaanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SGR 19/310. Ook namens het samenwerkingsverband is beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 19/311.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft een FIOD-rapport (het FIOD-rapport) overgelegd waarin delen zijn geanonimiseerd. Met betrekking tot een niet-geanonimiseerde versie van het FIOD-rapport heeft verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit verzoek om geheimhouding heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank bij beslissing van 30 augustus 2021 gehonoreerd.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door [naam 7] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] , mr. [naam 3] , mr. [naam 4] en mr. drs. [naam 5] .
Op de zitting zijn tevens de beroepen met zaaknummers SGR 19/311, SGR 21/282, SGR 21/283, SGR 21/284, SGR 21/285, SGR 21/287, SGR 21/288, SGR 21/289 en SGR 21/290 behandeld.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser woonde in de periode van 3 september 2013 tot en met 16 februari 2015 in Nederland.
2. De FIOD is in 2014 een onderzoek gestart waarbij, onder meer, eiser verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie, (gewoonte)witwassen en het geven van gelegenheid om mee te dingen naar prijzen of premies indien aanwijzing geschied door enige kansbepaling zonder dat hiervoor een vergunning is verleend (overtreding van artikel 1, eerste lid, letter a, van de Wet op de Kansspelen). Na afronding van het onderzoek is de officier van justitie overgegaan tot vervolging van, onder meer, eiser en [naam 1] ( [naam 1] .).
3. De FIOD heeft tijdens het onderzoek een rechtshulpverzoek ingediend bij de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, waarbij onder meer informatie is opgevraagd over de rechtspersoon [rechtspersoon] ( [rechtspersoon] .). [rechtspersoon] . exploiteerde de website [website] ( [website] .). Door middel van [website] . kon worden deelgenomen aan kansspelen. Daartoe konden spelers zich registreren bij de website. Daarnaast konden spelers door middel van een gelaagde structuur aan de kansspelen deelnemen. De spelers speelden dan niet direct bij [website] ., maar met tussenkomst van een agent. Eiser was in de periode voorafgaand aan 16 februari 2015 master-agent van [website] . in Nederland.
4. Tot de stukken van het geding behoort het proces-verbaal van het FIOD-onderzoek. In het proces-verbaal is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
‘Verder heeft [naam agent] onder meer het volgende verklaard:
“Van de groep die met mij speelt wint de één en verliest de ander. Als er in totaal verlies is dan gaat daarvan 50% naar mij en 50% naar [eiser]. Als het totaal van mijn groep gewonnen heeft en de winsten moeten worden uitbetaald, dan vult [eiser] dit aan. Ik hoef deze uitbetalingen nooit zelf aan te vullen, daar heb ik de financiële middelen ook niet voor. Dus dan zou ik het ook nooit doen. Het financiële risico ligt dus altijd bij [eiser].”’ [1]
En
‘Hierna hebben wij een deel uit de verklaring, [X] . [X] . 16 februari 2015, aangehaald van [naam agent]. Hieruit leiden wij af:
 (…)
 dat [eiser] garant staat voor de eventuele uit te keren winsten op het moment dat [naam agent] niet over de financiële middelen beschikt.
(…)
Vraag verbalisanten:
Wie regelt de uitbetalingen naar uw klanten toe bij winst?
Antwoord gehoorde:
Als ik nog in kas had staan kon ik mijn klant uit kas zijn winst betalen. En als ik het niet in kas had dan ging ik het bij [voornaam eiser] halen. Vervolgens betaalde ik de klant in het café in contant zijn winst uit.’ [2]
5. Verweerder is twee boekenonderzoeken gestart teneinde te bepalen of eiser en/of het samenwerkingsverband belastingplichtig dan wel inhoudingsplichtig is/zijn met betrekking tot de kansspelbelasting over de periode 3 september 2013 tot en met 16 februari 2015. De conclusie van het ene boekenonderzoek is dat eiser als organisator van kansspelen kansspelbelasting had moeten betalen en/of inhouden. De conclusie van het andere boekenonderzoek is dat het samenwerkingsverband als organisator van kansspelen kansspelbelasting had moeten betalen en/of inhouden. Verweerder heeft geconcludeerd dat artikel 1, eerste lid onder c. dan wel onder b. van de Wet op de kansspelbelasting (Wet KSB) op zowel eiser als het samenwerkingsverband van toepassing is en heeft aangekondigd over de periode van 3 september 2013 tot en met 16 februari 2015 (twee) naheffingsaanslagen kansspelbelasting van € 1.275.759 en € 378.389 op te leggen aan zowel eiser als het samenwerkingsverband. In het onderzoeksrapport betreffende eiser is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

‘2.7 Voor rekening en risico van [eiser.]

Nadat de vorige organisator, [ [naam 1] .], op 3 september 2013 is geëmigreerd, blijkt dat [eiser] de organisator in Nederland overneemt. Hij heeft hiervoor aan [ [naam 1] .] een bedrag van € 25.000 betaald en [eiser] heeft het beheer over het Master Account. [Eiser] stond garant voor de uitbetalingen van gewonnen prijzen en de inleggelden kwamen in Nederland aan hem ten goede. Derhalve draagt [eiser] volledig het debiteurenrisico.
Uit de gegevens van de FIOD blijkt over de samenwerking:
”(…)
Ondanks dat [ [naam 1] .] aan [eiser] de vrijheid geeft om op zijn manier sturing te geven aan het netwerk vindt er (buiten het zicht van het agentennetwerk en de spelers in Nederland) voortdurend telefonisch afstemming plaats tussen [ [naam 1] .] en [eiser].
(…)
[Eiser] houdt een administratie bij van de gok activiteiten die hij periodiek aan [ [naam 1] .] stuurt. [Eiser] legt hiermee administratieve verantwoording af aan [ [naam 1] .].
De rolverdeling tussen [ [naam 1] .] en [eiser], waarbij van een soort gezagsverhouding sprake is, in vermoedelijk ontstaan vanuit de omstandigheid dat [ [naam 1] .] [eiser] in de (…) organisatie heeft opgenomen, [eiser] geïntroduceerd heeft bij [ [rechtspersoon] .] en het beheer van een groot deel van het Nederlandse goknetwerk omstreeks 2013 aan [eiser] heeft overgedragen.”
6. Bij vonnis van 20 december 2019 heeft de strafkamer van rechtbank Den Haag eiser schuldig bevonden aan deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van misdrijven, namelijk het zonder vergunning gelegenheid bieden tot deelname aan kansspelen en belastingfraude, samen met onder meer [naam 1] . in de periode 1 augustus 2013 tot en met 16 februari 2015. In het vonnis is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

3.4.1 Feit 1 – de criminele organisatie
(…)
Uit het onderzoek (…) is naar voren gekomen dat er vier vormen van gokken werden aangeboden.
- Gokken via internetsite [ [website] .];
(…)

3.4.1.1 Goksystematiek via [ [website] .]

(…)

Betrokkenheid [ [naam 1] .], (…), (…) en [eiser].
De Nederlandse contactpersonen van [ [website] .] waren [ [naam 1] .] en (…). Zij hebben in 2011 of 2012 contact opgenomen met [ [website] .] en aangeboden om als agenten voor Nederland te werken. Zij wilden daarvoor provisie en ook een vast bedrag. Toen [ [naam 1] .] een eigen maatschappij op Cyprus oprichtte stopten zij met werken voor [ [website] .] en heeft [eiser] de zaken overgenomen. [voetnoot: V07-01, p. 15.] [Eiser] werd toen master-agent. [voetnoot: V07-2a, p. 3]
(…)
Vanaf juni 2014 ontving [eiser] € 1.500 als voorschot op de commissie. [voetnoot: Bijlage 5 bij V06-02] (…)
Puntensysteem
Uit het dossier komt naar voren dat er werd gespeeld met een zogenaamd puntensysteem waarbij er, afhankelijk van de afspraak met de agent/speler, met meer geld werd gespeeld dan op de website werd ingezet. Hierdoor werd een deel van de inzet buiten het zicht van [ [website] .] gehouden. [voetnoot: AMB-193, p. 4.]
(…)

3.4.1.8 Rol van [naam eiser]

In 3.4.1.1 en 3.4.2.2 is uitgebreid ingegaan op de wijze waarop [eiser] als master-agent van [ [website] .], en later ook via [ [X] .], kansspelen heeft aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de aangehaalde tapgesprekken, getuigenverklaringen en de door [naam informant] opgemaakte processen-verbaal, ontegenzeggelijk dat [eiser] degene is geweest die vanuit Nederland agenten en spelers heeft geworven, aangestuurd, weddenschappen heeft aangenomen en weggezet op [ [website] .] en [ [X] .] waarbij hij tevens zorgde voor de financiële afwikkeling van de weddenschappen. Ook heeft hij, zoals uiteengezet in 3.4.1.3 via voetballijsten weddenschappen aangeboden.
Uit het dossier volgt dat, hoewel [eiser] een prominente rol had binnen de criminele organisatie, hij verantwoording moest afleggen aan [ [naam 1] .], bijvoorbeeld over de financiën (zie hierover ook 3.4.1.7). De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiser] als deelnemer en niet als leider van de criminele organisatie moet worden gezien. De eerder genoemde verklaring van [eiser] dat hij bedrijfsleider van [ [naam 1] .] is geweest [voetnoot: Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 december 2019.] bevestigt deze rol.
Periode
Met betrekking tot de periode overweegt de rechtbank dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt voor de vaststelling dat [eiser] zich reeds voor 2011 heeft beziggehouden met het aanbieden van kansspelen. Uit het dossier blijkt echter niet dat [eiser] dit heeft gedaan als deelnemer aan de criminele organisatie, nu bewijs van een verband met [ [naam 1] ]., (…) of (…) in die periode ontbreekt. De drie tapgesprekken tussen [ [naam 1] ] en [eiser] in de zomer van 2012 zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vanaf dat moment te spreken van deelname van [eiser] aan de criminele organisatie. Vanaf juli 2013 zijn weddenschappen geplaatst onder het netwerk 5157 dat is toe te schrijven aan [eiser] [voetnoot: DOC-1456]. Nu [ [naam 1] .] heeft verklaard dat hij zijn werkzaamheden als master-agent bij [ [website] .] vanaf de verhuizing naar Cyprus in augustus 2013 heeft overgedragen aan [eiser] [voetnoot: V01-02, p. 7 en V01-08 p. 30], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [eiser] vanaf augustus 2013 tot en met 16 februari 2015 (de dag van zijn aanhouding) heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.’”
7. Naar aanleiding van het onder overweging 3. genoemde rechtshulpverzoek heeft op 16 februari 2015 een doorzoeking tot inbeslagname plaatsgevonden op het kantooradres van [rechtspersoon] . Daarbij zijn, onder meer, digitale bestanden in beslag genomen die gegevens bevatten over door het netwerk van [naam 1] . en eiser uitgezette weddenschappen op sportwedstrijden. Uit deze gegevens volgt dat, boven het vrijstellingsbedrag en met inachtneming van het genoemde puntensysteem, over de periode van 3 september 2013 tot en met 16 februari 2015 de volgende bedragen aan prijzen zijn uitgekeerd [3] :
Jaar
Prijzengeld (eiser + [naam 1] )
2013 (vanaf 3 september)
€ 594.169 (378.909 + 215.260)
2014
€ 3.679.741 (3.290.201 + 389.540)
2015 (tot en met 16 februari)
€ 125.265 (121.266 + 3.999)
Totaal
€ 4.399.175
8. De naheffingsaanslagen kansspelbelasting zijn aan eiser opgelegd naar bedragen van (€ 4.399.175 x 29% = ) € 1.275.759 (naheffingsaanslag I) en € 378.389 (naheffingsaanslag II).
Geschil
9. In geschil is of de naheffingsaanslag I en/of naheffingsaanslag II terecht aan eiser is/zijn opgelegd.
10. Eiser stelt zich op het standpunt dat beide naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd en moeten worden vernietigd, omdat niet hij, maar [naam 1] . belastingplichtig/-inhoudingsplichtig is.
11. Het primaire standpunt van verweerder is dat sprake is van een kansspel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c., van de Wet KSB. Gelet hierop is naheffingsaanslag I terecht aan eiser die moet worden aangemerkt als inhoudingsplichtige, opgelegd en dient deze naheffingsaanslag in stand te blijven. Het subsidiaire standpunt van verweerder is dat naheffingsaanslag II terecht is opgelegd, omdat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b., van de Wet KSB. Het meer subsidiaire standpunt van verweerder luidt dat artikel 1, eerste lid, onder d ., van de Wet KSB van toepassing is, hetgeen er volgens verweerder toe leidt dat naheffingsaanslag I moet worden verminderd tot € 437.100.
Beoordeling van het geschil
12. Ter zitting is tussen partijen komen vast te staan dat slechts (maximaal) een van de vier naheffingsaanslagen, opgelegd aan eiser en het samenwerkingsverband, in stand kan blijven. Bij uitspraak van heden in de zaak SGR 19/311 heeft de rechtbank geoordeeld dat het samenwerkingsverband inhoudingsplichtige is voor de kansspelbelasting en in het verlengde daarvan de aan het samenwerkingsverband opgelegde naheffingsaanslag (I) van € 1.275.759 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank de onderhavige aan eiser opgelegde naheffingsaanslagen I en II vernietigen en het beroep gegrond te verklaren.
Proceskosten
13. Voor de vaststelling van de proceskostenvergoeding merkt de rechtbank onderhavige zaak en zaak SGR 19/311 aan als samenhangend, nu de rechtbank de zaken gelijktijdig heeft behandeld, in deze zaken door dezelfde perso(o)n(en) rechtsbijstand is verleend en zijn(hun) werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn geweest. Nu in zaak SGR 19/311 reeds in een proceskostenvergoeding is voorzien, blijft een proceskostenveroordeling in onderhavige zaak achterwege.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt beide naheffingsaanslagen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. D . van Riel, voorzitter, en mr. D .M. Drok en mr. E.J.W. Heithuis, leden, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b . de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d . de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Procesverbaal AMB-186 pagina 119.
2.Proces-verbaal AMB -186 pagina 121.
3.Zie bijlagen 17 (2013) en 18 (2014 en 2015) bij het verweerschrift.