Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking op het op 21 februari 2023 ingediende verzoekschrift van:
[betrokkene01] ,
Feiten en procesverloop
- het verzoekschrift met bijlagen;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan over een klacht van verzoeker, geboren in 1979, die zich verzet tegen de verplichte zorg in de vorm van medicatietoediening. Verzoeker had eerder een klacht ingediend bij de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord, die deze op 9 februari 2023 ongegrond verklaarde. Verzoeker betwistte de noodzaak van de medicatie en stelde dat er geen sprake was van ernstig nadeel of gevaar voor zichzelf of anderen. De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van ernstig nadeel en dat de toepassing van verplichte zorg niet proportioneel en noodzakelijk was. De rechtbank vernietigde de aanzegging van de verplichte zorg en verklaarde de klacht gegrond. Daarnaast werd de zorgaanbieder, GGZ Rivierduinen, veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 300,- aan verzoeker, ter compensatie van de immateriële schade die hij had geleden door de onrechtmatige toediening van medicatie. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op schadevergoeding omdat zijn lichamelijke integriteit was geschonden door de toediening van depotmedicatie tegen zijn wil. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en tegen de uitspraak staat cassatie open.