In deze zaak heeft eiser, die zowel de Syrische als de Russische nationaliteit bezit, op 16 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft verweerder op 2 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Op 31 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarbij de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook vrees heeft geuit voor mobilisatie door het Russische leger in de oorlog in Oekraïne. De rechtbank heeft op 19 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Echter, het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn Russische nationaliteit onrechtmatig is verkregen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van eisers verklaringen opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.