ECLI:NL:RBDHA:2023:6551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL22.12492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag; beoordeling van de Russische nationaliteit en asielmotieven

In deze zaak heeft eiser, die zowel de Syrische als de Russische nationaliteit bezit, op 16 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft verweerder op 2 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Op 31 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarbij de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook vrees heeft geuit voor mobilisatie door het Russische leger in de oorlog in Oekraïne. De rechtbank heeft op 19 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Echter, het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn Russische nationaliteit onrechtmatig is verkregen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van eisers verklaringen opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12492

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

ProcesverloopEiser heeft op 16 september 2021 een asielaanvraag ingediend in de zin van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Op 2 juni 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Op 1 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 31 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder alsnog beslist op de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Op 7 september 2022 heeft eiser tegen het bestreden besluit apart beroep ingesteld (NL22.17769).
De rechtbank heeft verweerder bij bericht van 27 september 2022 verzocht voorafgaand aan de zitting te reageren op hetgeen eiser in zijn aanvullend beroepschrift naar voren heeft gebracht en waaruit een nieuw asielmotief naar voren is gekomen.
Bij bericht van 28 september 2022 heeft verweerder de rechtbank verzocht om de behandeling van het beroep ter zitting aan te houden teneinde eiser opnieuw te horen en een aanvullend besluit te nemen.
Bij aanvullend besluit van 24 februari 2023 (aanvullend besluit) heeft verweerder zich in aanvulling op het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers vrees voor mobilisatie ongeloofwaardig is.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Syrische en de Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 16 september 2021 de hier aan de orde zijnde asielaanvraag ingediend.
2. In verband met het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag overweegt de rechtbank als volgt.
2.1.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoetkomt. Nu verweerder de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen met het bestreden besluit, komt dit in zoverre niet tegemoet aan het beroep van eiser. Het beroep van eiser heeft daarom ook betrekking op het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen, omdat verweerder alsnog heeft beslist op zijn asielaanvraag. Een dergelijk beroep is bedoeld om alsnog af te dwingen dat een beslissing wordt genomen, maar dat is in deze zaak niet meer nodig. Het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk.
3. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede betrekking op het alsnog genomen besluit. De rechtbank overweegt dat verweerder niet aan het beroep van eiser tegemoet is gekomen. De asielaanvraag van eiser is namelijk bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep richt zich daarom mede tegen het bestreden besluit.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is geboren in Syrië en is daar in militaire dienst geweest. In 2003 is hij naar Rusland gegaan om te werken. Daar is hij genaturaliseerd en tot 2015 gebleven. Tijdens zijn verblijf in Rusland nam hij deel aan bijeenkomsten van Syriërs. Eiser heeft zich kritisch uitgelaten over het Syrische en Russische regime. Ahmad Harfouz en Waddah Ajendy (Ahmad en Waddah), invloedrijke personen binnen de Syrische gemeenschap met contacten bij de Syrische ambassadeur in Moskou, raakten hiervan op de hoogte. Eiser ontving indirecte bedreigingen en werd door een andere deelnemer gewaarschuwd dat hij moest oppassen met zijn kritiek. Vervolgens werd hij in maart 2015 opgeroepen door Andre voor een gesprek met de FSB, een afdeling van de inlichtingendienst in Rusland. Tijdens dat gesprek werd eiser verhoord, onder meer over zijn kritiek op de regimes van Syrië en Rusland. Eiser loog en zei dat hij het eens was met het regime. Toen werd hem gevraagd om als tolk te werken in Syrië. Eiser deed alsof hij mee wilde werken. Tijdens het gesprek kwam ook aan de orde dat eiser de Russische nationaliteit op een ongeldige manier had verkregen. Vervolgens werd eiser in augustus 2015 bij een ruzie voor zijn pizzazaak door mensen die waren gestuurd door Ahmad en Waddah in elkaar geslagen en belandde hij in het ziekenhuis. Toen eiser naar de politie ging vertelden ze hem dat ze op dat adres geen camera’s hadden. Op 23 december 2015 vertrok eiser vanuit Rusland naar Libanon. Daar woonde hij van 2015 tot 2021 zonder zijn gezin. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Syrië kan worden opgeroepen als reservist. In beroep heeft eiser naar voren gebracht dat hij ook vreest te worden opgeroepen door het Russische leger om te vechten in de oorlog in Oekraïne.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevant elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst (Syrië en Rusland);
- risico rekrutering van de reservistendienst in Syrië (Syrië);
- kritische uitlatingen over het Syrische en Russische regime en daaruit voortvloeiende problemen;
- vrees voor mobilisatie in Rusland.
5.1.
Verweerder heeft de eerste drie relevante elementen geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder overwogen dat eiser vanwege de vrees voor rekrutering als reservist in Syrië een verblijfsvergunning asiel zou krijgen, als hij niet de Russische nationaliteit zou hebben. Omdat eiser de Russische nationaliteit heeft, heeft verweerder aan Rusland getoetst. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft. Daarnaast zijn volgens verweerder de vermoedens van eiser over wat hem bij terugkeer naar Rusland te wachten staat, niet aannemelijk. Gezien het vorenstaande heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw, in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Bij het aanvullende besluit heeft verweerder de in beroep naar voren gebrachte vrees om te worden gemobiliseerd in Rusland voor de oorlog in Oekraïne aangemerkt als een nieuw asielmotief. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat deze gestelde vrees ongeloofwaardig is. Daar legt verweerder onder meer aan ten grondslag dat eiser zijn vrees louter baseert op vermoedens. De overgelegde documenten, te weten een oproep van een vriend van eiser, betreffen kopieën en kunnen daarom zijn vrees niet onderbouwen. Daarnaast volgt uit mediaberichten dat er nog geen nieuwe mobilisatieronde is begonnen.
5.2.
Met ‘bestreden besluit’ wordt hierna aangeduid dat besluit zoals aangevuld bij het aanvullend besluit.
6. Eiser betoogt dat hij feitelijk nooit de Russische nationaliteit heeft gehad, omdat hij zijn Russische paspoort op onrechtmatige wijze heeft verkregen. De Russische autoriteiten kunnen hem zonder rechterlijke toetsing zijn onrechtmatig verkregen Russische nationaliteit ontnemen. Eiser vreest daarom dat hij mogelijk terug zal worden gestuurd naar Syrië aangezien uit het Algemeen Ambtsbericht inzake de Russische Federatie (p. 107) blijkt dat de Russische autoriteiten asielaanvragen van Syriërs weigeren.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser – voor zover hier van belang – tijdens het nader gehoor het volgende heeft verklaard.
‘Hij heeft me ook heel veel vragen gesteld over hoe ik de Russische nationaliteit heb gekregen. Dat was terecht. Want ik heb de Russische nationaliteit verkregen met steekpenningen. Want de voormalige landen van de Soviet Unie zoals: Turkmenistan, Kirgizië, Oezbekistan etc. In die landen mag je een quota aanvragen. Waarna je de Russische nationaliteit kan aanvragen wanneer je die krijgt. Maar dit was in 2004 en de situatie was toen anders. Deze steekpenningen waren betaald voor mensen die uit deze landen kwamen die geen quota konden krijgen. Maar ik heb met de steekpenningen een quota kunnen krijgen. Waarom vertel ik dit? Dit komt in verband met hoe ik de Russische nationaliteit heb verkregen. Ik beantwoordde hem in het interview: ik heb eerst de quota gekregen. Hij vroeg gelijk: hoe kan dat, kom jij dan uit een van deze landen? Hij vroeg: ben jij niet Syrisch? Ik zei van wel. Hij heeft mij laten zien dat zij wisten dat ik de Russische nationaliteit op een ongeldige manier heb gekregen. Hij zei het niet duidelijk, maar hij maakte het me duidelijk met de vraag ’ben jij Syrisch’, dat hij het wist. (rapport nader gehoor, p. 7).
Waarom denkt u dat hij van u wou weten hoe u genaturaliseerd was?
Hij wilde mij laten zien dat ze alles over mij wisten.’ (rapport nader gehoor, p. 14).
‘U geeft aan dat de verhoorder er achter kwamen dat u de Russische nationaliteit niet rechtmatig heb verkregen, hebben zij u deze nationaliteit weer afgenomen?
Nee.’
U geeft aan dat de verhoorder van de FSP zijn informatie over dat u Syrisch
bent, van Ahmad & Waddah heeft gekregen, hoe weet u dat dat zo is?
Ik weet het niet zeker, maar dat denk ik.
Waarom denkt u dat dit zo is, of hoe heeft u dit zelf beredeneerd?
Zij wisten hoe ik de Russische nationaliteit heb verkregen.
Hoe wisten zij dat dan?
Tijdens onze gesprekken wordt dat besproken. (rapport nader gehoor, p. 15).
Heeft u behalve het gehoor in na het verhoor met Andre, ooit nog iets van de Russische autoriteiten vernomen?
Nee. (rapport nader gehoor, p. 17)
Zou u een nieuw Russisch paspoort aan kunnen vragen?
Dat weet ik niet (rapport nader gehoor, p. 18)
6.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de verklaringen van eiser met betrekking tot zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft zich niet op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser met betrekking tot de verkrijging van zijn Russische nationaliteit ongeloofwaardig zijn. Dit betekent dat de rechtbank het er – om de besluitvorming van verweerder daadwerkelijk en effectief op rechtmatigheid te kunnen toetsen – voor moet houden dat verweerder alle verklaringen van eiser over zijn Russische nationaliteit, en dus ook over de verkrijging daarvan, geloofwaardig acht.
Dat verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met het standpunt in het bestreden besluit dat eiser niet heeft aangetoond dat hij zijn Russische nationaliteit onrechtmatig heeft verkregen en daardoor niet kan terugkeren naar Rusland. In dit kader acht de rechtbank het van belang dat uit het Algemeen Ambtsbericht over de Russische Federatie van april 2021 blijkt dat het Russische staatsburgerschap kan worden ingetrokken wanneer dat is verkregen op basis van frauduleuze documenten, waarbij de intrekking geschiedt door de rechtbank. Er is geen verjaringstermijn in geval van fraude (p. 21). Naast de mogelijkheid om het staatsburgerschap in te trekken, gebruikt de Russische overheid volgens een vertrouwelijke bron vaker haar bevoegdheid om zonder tussenkomst van een rechter een Russisch paspoort ongeldig te verklaren omdat het staatsburgerschap nooit zou zijn afgegeven. Het zou dan gaan om een foutief afgegeven paspoort en hoewel het staatsburgerschap de facto wordt ingetrokken volgt er geen nationaliteitsrechtelijke intrekkingsprocedure (p. 22). Gelet op het voorgaande kan niet zonder meer worden aangenomen dat de Russische autoriteiten niet tot intrekking van het staatsburgerschap of ongeldigverklaring van het paspoort zullen overgaan wanneer wordt uitgegaan van eisers verklaringen omtrent zijn nationaliteit. Het bestreden besluit is dus in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Aan de beoordeling van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet meer toe. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De rechtbank draagt verweerder daarom op om met inachtneming van deze uitspraak binnen tien weken opnieuw het eerste relevante element te beoordelen zowel op geloofwaardigheid als op zwaarwegendheid.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers aanvraag niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep overigens gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.