ECLI:NL:RBDHA:2023:6534
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoeker op 22 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 6 september 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 6 april 2023 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze inwilliging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoeker, en heeft deze aanvraag ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet tijdig beslissen aanhangig was. Dit betekent dat verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.