Wat vindt de rechtbank
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij op 13 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 13 december 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 13 december 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht en de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
12. Eiser stelt dat het primaire onderzoek niet op de gebruikelijke wijze en zoals geaccepteerd door de CRvB is verricht. De rechtbank is van oordeel dat, indien er een eventueel gebrek zou kleven aan het primaire onderzoek, dit gebrek in bezwaar is hersteld. Zoals hiervoor aangegeven heeft de verzekeringsarts B&B alle medische informatie meegewogen en eiser gezien op de hoorzitting en vervolgens aanvullend onderzocht. De rechtbank acht dit onderzoek zorgvuldig. Hierdoor zijn eventuele gebreken in het primaire medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank hersteld.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 13 december 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B stelt dat hoewel eiser aanhoudende pijnklachten uit, er bij onderzoek geen afwijkingen zijn vast te stellen, behoudens dan een zekere bewegingsangst. Opvallend is dat geen sprake is van atrofie (afname spieromvang) wat op zich verwacht zou worden na ruim twee jaar weinig belasten. Het lijkt erop dat eiser buiten de onderzoeksetting de schouder ruimer belast, wat verder wordt onderschreven door het niet geheel consequent ontzien van de arm. Een duidelijk anatomisch substraat dat zijn lichamelijke klachten kan verklaren is er niet. Verder is evenmin sprake van een psychiatrische stoornis in engere zin. Zo zijn er geen aanwijzingen voor een beperkende angst- of stemmingsstoornis. De verzekeringsarts B&B ziet dan ook geen reden om verdere beperkingen op te nemen in de FML. Wel ziet hij aanleiding om de beperking op het item 1.9.5 te laten vervallen, aangezien vrijwel elke arbeid iets van een gedwongen tempo heeft, omdat het werk op enig moment klaar moet zijn. Maar er is volgens de verzekeringsarts B&B ook geen reden om eiser specifiek te beperken voor een hoog handelingstempo, omdat er geen stoornis aanwezig is die daaraan in de weg staat.
14. Eiser stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat onder andere een urenbeperking moet worden aangenomen. Hij vindt dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet is opgenomen in de FML. Verder is onvoldoende onderzoek gedaan naar de whiplash en de daaruit volgende klachten. Uit het rapport van de artsmaakt de rechtbank op dat hoewel eiser een inactief dagverhaal claimt, er geen medische indicatie is voor het rusten. De slaapstoornis is inmiddels niet meer aanwezig. De arts stelt dat structuur en regelmaat juist een positieve bijdrage kunnen leveren aan het herstel, waardoor er geen indicatie is voor een urenbeperking. Vanwege de psychische kwetsbaarheid wordt de belastbaarheid wel gemaximeerd op 8 uur per dag en 40 uur per week en wordt werken tijdens de nacht uitgesloten. De verzekeringsarts B&B stelt gelet op de actuele onderzoeksbevindingen en de overgelegde informatie dat er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen, waaronder een urenbeperking. Deze motivering is voor de rechtbank voldoende duidelijk, mede in het licht van wat de arts over de urenbeperking stelt. Met betrekking tot de whiplash geeft de verzekeringsarts B&B aan dat hij de diagnose whiplash niet heeft teruggevonden in de informatie van de behandelaars. Daarnaast benoemt hij dat als in de richtlijn staat dat de belastbaarheid op een bepaald aspect verminderd kan zijn dat niet geldt in alle gevallen, maar afhankelijk is van de omstandigheden van het concrete geval. De rechtbank ziet geen reden om deze motivering van de verzekeringsarts B&B niet te volgen. Eiser heeft zijn standpunten niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet gelet op hetgeen de (verzekerings)artsen hebben gesteld geen aanleiding om te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser, zoals is vastgesteld in de FML van 30 mei 2022. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 13 december 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 30 mei 2022.
15. Eiser vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen omdat er twijfel is over de medische beoordeling en hij zelf niet de financiële middelen heeft om een deskundige in te schakelen.
16. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiser in bezwaar heeft overhandigd niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts B&B. Dat eiser niet de financiële middelen heeft om zelf een expertise door een deskundige te laten verrichten, maakt niet dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om voldoende weerwoord te bieden aan wat de (verzekerings)artsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit en dat de rechtbank om die reden een deskundige zou moeten benoemen. Eiser heeft tijdens de bezwaarprocedure namelijk wel medische informatie van zijn behandelaars overlegd. Er is dus voor de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 19 oktober 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als oogstmedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de gewijzigde FML van 30 mei 2022 de functies die de arbeidsdeskundige heeft geduid geschikt geacht. Het gaat om:
- ( sbc-code 111220) Lader, losser;
- ( sbc-code 111010) Medewerker tuinbouw;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie.
En de reservefuncties (sbc-code: 111161) Medewerker kleding en textielreiniging en (sbc-code: 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie.
18. Eiser stelt dat twee van de functies niet passend zijn omdat sprake is van overschrijding van het opleidingsniveau. Ook zijn drie van de functies niet passend in verband met de taalbarrière, waardoor eiser niet aan de taaleisen in de functies kan voldoen. Daarnaast is de signalering op het item 6.4.1 onvoldoende gemotiveerd. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser en geen sprake is van een overschrijding van de taal- en opleidingseisen. Ook volgt de rechtbank de motivering die is gegeven met betrekking tot de signalering op het item 6.4.1. De arbeidsdeskundigen hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
19. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de juistheid van de medische beperkingen en daarmee de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 13 december 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 73,02% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 26,98% arbeidsongeschikt is.
21. De claim van eiser dat hij in aanmerking moet worden gebracht voor een IVA-uitkering kan niet worden gevolgd. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Nu eiser niet volledig arbeidsongeschikt is, kan niet voldaan worden aan de vereisten voor een IVA-uitkering, waardoor de rechtbank niet toe komt aan de claim van eiser dat hij een IVA-uitkering moet krijgen.