ECLI:NL:RBDHA:2023:6507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
SGR 21/5771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ZW-uitkering na beëindiging WIA-uitkering en ziekmelding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die eerder een WIA-uitkering ontving, had zich op 20 augustus 2020 ziek gemeld en verzocht om een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen recht had op deze uitkering, omdat zij op het moment van ziekmelding geen WW-uitkering ontving en ook geen dienstverband had. De rechtbank stelde vast dat eiseres op 20 augustus 2020 nog een WIA-uitkering ontving, maar volgens artikel 21 van de ZW ontstaat er geen recht op ZW-uitkering als iemand ziek wordt vanuit een WIA-uitkering. Eiseres had weliswaar eerder een dienstverband en WW-uitkering gehad, maar deze waren inmiddels beëindigd. De rechtbank concludeerde dat de stelling van eiseres over toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na de WIA-uitkering niet leidde tot recht op ZW-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van de verweerder om geen ZW-uitkering toe te kennen, werd bevestigd. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering).

Inleiding

Bij besluit van 3 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met het besluit van 22 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
Eiseres was werkzaam als tuinbouwmedewerkster voor 40 uur per week. Zij heeft zich op 12 februari 2009 ziek gemeld vanwege pijnklachten en psychische klachten. Aan het einde van de wachttijd is eiseres volledig arbeidsongeschikt verklaard en is haar per
10 februari 2011 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
1.2
In de periode van 1 april 2012 tot 1 april 2014 heeft eiseres gewerkt als gastvrouw bij een beautycentrum voor twee dagen per week, twee uur per dag. Vanaf 1 april 2014 heeft eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Per 24 juni 2014 heeft zij zich ziek gemeld. Omdat eiseres langer dan dertien weken ziek is geweest, heeft zij per 23 september 2014 een ZW-uitkering ontvangen. Na beëindiging van de ZW-uitkering is op 19 augustus 2015 de WW-uitkering voortgezet. De WW-uitkering is op 1 maart 2016 stopgezet.
1.3.
Op 3 augustus 2020 is na een herbeoordeling de WIA-uitkering stopgezet per
4 oktober 2020.
1.4.
Eiseres heeft zich per 20 augustus 2020 weer ziek gemeld. Bij besluit van
3 februari 2021 is bepaald dat eiseres vanaf 20 augustus 2020 geen ZW-uitkering krijgt. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 22 juli 2021 ongegrond verklaard.
Wat vinden partijen?
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet verzekerd was voor de ZW, nu zij (direct) voorafgaande aan 20 augustus 2020 geen WW-uitkering heeft ontvangen en zij ook geen dienstverband heeft gehad van waaruit zij verzekerd was. Op 20 augustus 2020 had eiseres nog een WIA-uitkering, maar in artikel 21 van de ZW is bepaald dat als een werknemer ziek wordt vanuit een WIA-uitkering of in de nawerkingsperiode na het einde van deze uitkering, er geen recht ontstaat op ZW-uitkering. Eiseres had daarom geen recht op een ZW-uitkering.
2.2
Eiseres is van mening dat er sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na beëindiging van de WIA-uitkering.
Wat is het toetsingskader?
3.1
In artikel 8a, eerste lid, van de ZW is vastgelegd dat voor de toepassing van deze wet mede als werknemer wordt beschouwd degene, die op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitkering ontvangt.
3.2.
Ingevolge artikel 19 van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld.
3.3.
Op grond van artikel 20 van de ZW zijn werknemers in de zin van deze wet verzekerd. Op grond van artikel 7, aanhef en onder a, van de ZW wordt voor de toepassing van deze wet als werknemer beschouwd degene, die krachtens de verplichte verzekering op grond van de WW uitkering ontvangt.
3.4.
Ingevolge artikel 21 van de ZW wordt in afwijking van artikel 20 voor de toepassing van de tweede afdeling, hoofdstuk II en van artikel 64, van de ZW de werknemer niet als verzekerde beschouwd voor zover hij werknemer is als bedoeld in artikel 8a (…).
Wat vindt de rechtbank?
4.1
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering.
4.2.
Eiseres heeft zich op 20 augustus 2020 ziekgemeld. De rechtbank stelt vast dat eiseres tot 1 april 2014 een dienstverband heeft gehad. Zij heeft vervolgens van 1 april 2014 tot 23 september 2014 en van 19 augustus 2015 tot 1 maart 2016 een WW-uitkering ontvangen. Daarna heeft eiseres een WIA-uitkering ontvangen. Vast staat dat op 20 augustus 2020 geen sprake was van een dienstverband of WW-uitkering van eiseres die tot verzekering voor de ZW leidde.
4.3.
Hoewel eiseres op het moment van de ziekmelding wel een WIA-uitkering ontving, had zij op grond van het bepaalde in artikel 21 van de ZW geen recht op een ZW-uitkering.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht op ZW-uitkering had.
4.5.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de stelling van eiseres dat sprake zou zijn van toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na afloop van haar WIA-uitkering, nimmer kan leiden tot toekenning van een ZW-uitkering.
4.6.
Voor zover eiseres met de aanvraag een Amber-beoordeling als bedoeld in de Wet WIA heeft beoogd, overweegt de rechtbank dat in deze procedure omtrent de ZW-uitkering geen ruimte is voor een Amber-beoordeling. Overigens is gebleken dat eiseres op
9 augustus 2021een aanvraag om een Amber-beoordeling heeft ingediend die heeft geleid tot een WIA-uitkering.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.