ECLI:NL:RBDHA:2023:6493
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op verblijfsvergunning humanitair tijdelijk
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'humanitair tijdelijk' te verlenen. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 2 mei 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had eerder een verzoek ingediend om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek definitief toegewezen, gezien de financiële situatie van eiser.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De beslistermijn voor het bezwaar van eiser was negentien weken, en deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft verweerder op 30 januari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 16 februari 2023 is ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen acht weken alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. Tevens worden de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vastgesteld op € 1.442, en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.