ECLI:NL:RBDHA:2023:6441

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/5187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure, waarbij eiser een beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had op 24 februari 2022 beroep ingesteld, omdat hij meende dat er niet tijdig was beslist op zijn aanvraag van 26 november 2021. De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen ingebrekestelling heeft verstuurd, wat een vereiste is voordat beroep kan worden ingesteld. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een betrokkene het bestuursorgaan per brief laten weten dat er binnen twee weken alsnog een beslissing moet komen. Eiser had wel een ingebrekestelling gestuurd, maar deze had betrekking op andere aanvragen en niet op de aanvraag van 26 november 2021. Hierdoor concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet aan de vereisten heeft voldaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat, zelfs als de ingebrekestelling als geldig zou worden beschouwd, eiser niet binnen de vereiste termijn van 14 dagen beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep niet tijdig beslissen dat eiser op 24 februari 2022 heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op een aanvraag van 26 november 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
4. Eiser heeft, volgens de door hem ingediende stukken, op 26 november 2021 per e-mail een aanvraag om bijzondere bijstand gedaan. Daarbij heeft hij vermeld dat hij, mocht hij uiterlijk na 8 weken (21 januari 2022) geen beslissing krijgen, hij de burgemeester een dwangsom moet opleggen.
5. Op 24 februari 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Bij zijn beroep heeft eiser twee (slecht leesbare) foto’s van ingebrekestellingen gevoegd. Eén van deze ingebrekestellingen is gericht aan het UWV; die kan dus geen betrekking hebben op deze zaak. De ingebrekestelling die aan verweerder is gericht, dateert van 13 februari 2022 en heeft betrekking op verschillende aanvragen en bezwaren van eiser over parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap, meldingen, dan wel aanvragen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en een aanvraag om bijzondere bijstand van 17 augustus 2021. Deze ingebrekestelling heeft dus ook geen betrekking op de aanvraag van 26 november 2021.
6. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser wat betreft de aanvraag van 26 november 2021 geen ingebrekestelling heeft verstuurd. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, voor zover de door eiser bij wijze van bewijsstuk ingediende algemene ingebrekestelling toch zou moeten worden beschouwd als betrekking hebbend op de aanvraag van 26 november 2021 - quod non - eiser niet de vereiste termijn van 14 dagen na die ingebrekestelling in acht heeft genomen alvorens beroep in te stellen. Het beroep dateert immers van 24 februari 2022 en dat is maar 11 dagen later dan 13 februari 2022.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.