In deze zaak hebben eisers, de gezamenlijke ouders van een minderjarig kind, een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat het kind volgens de minister nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 9 maart 2023 behandeld via een beeldverbinding. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, meer dan 21 maanden na de verstrijking van de bezwaartermijn. Eisers voerden aan dat zij niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de vertraging, omdat het eerste bezwaarschrift niet was aangekomen door een foutieve adressering. De rechtbank oordeelde echter dat eisers zelf verantwoordelijk waren voor de juiste adressering en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers erop dat zij niet tijdig bezwaar hadden gemaakt. De uitspraak werd gedaan door rechter A.S. Perniciaro en griffier T. Verschoor op 6 april 2023.