ECLI:NL:RBDHA:2023:6432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
22-2846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Nederlands paspoort en niet-ontvankelijkheid bezwaarschrift door termijnoverschrijding

In deze zaak hebben eisers, de gezamenlijke ouders van een minderjarig kind, een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat het kind volgens de minister nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 9 maart 2023 behandeld via een beeldverbinding. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, meer dan 21 maanden na de verstrijking van de bezwaartermijn. Eisers voerden aan dat zij niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de vertraging, omdat het eerste bezwaarschrift niet was aangekomen door een foutieve adressering. De rechtbank oordeelde echter dat eisers zelf verantwoordelijk waren voor de juiste adressering en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers erop dat zij niet tijdig bezwaar hadden gemaakt. De uitspraak werd gedaan door rechter A.S. Perniciaro en griffier T. Verschoor op 6 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] uit [woonplaats] , Marokko, eisers

(gemachtigde: mr. G. Martin),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M. T. van Maurik).

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een Nederlands paspoort afgewezen.
In het besluit van 18 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Daar hebben namens eisers aan deelgenomen: mevrouw [naam 1] , de dochter van de heer [naam 2] en de gemachtigde van eisers. Namens verweerder heeft zijn gemachtigde ook met behulp van een beeldverbinding deelgenomen aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers wonen in Marokko en zijn de gezamenlijke ouders van een kind. Vader, de heer [naam 2] , is bezitter van de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit. Samen met de moeder, de andere eiser, vraagt hij een Nederlands paspoort aan voor zijn minderjarige zoon. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat de zoon nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Hij heeft deze nationaliteit niet verkregen via zijn vader, omdat niet gebleken is dat de vader op het moment dat zijn zoon geboren werd ook gehuwd was met de moeder. Het kind is volgens verweerder door zijn vader ook nooit erkend. Eisers kunnen zich niet verenigen met dit besluit en hebben daarom bezwaar gemaakt.
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage van deze uitspraak.
Wat vindt verweerder?
3. Het bezwaarschrift van eisers is niet tijdig ingediend, waardoor het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Het primaire besluit is op 18 december 2019 aangetekend per brief toegestuurd aan eisers. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift tot en met 29 januari 2020 liep. Bij brief van 1 november 2021, ontvangen op 15 november 2021, door verweerder, heeft de gemachtigde van eisers bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De termijn was toen al overschreden. Een bezwaarschrift, dat volgens eisers op 30 december 2019 is verzonden vanuit Marokko, is niet bij verweerder aangekomen. Dit eerdere bezwaarschrift kon vermoedelijk niet bij verweerder worden bezorgd omdat eisers het verkeerde postbusadres hadden vermeld op de enveloppe. Van tijdige verzending is daarom geen sprake, omdat niet is voldaan aan het geheel van handelingen dat noodzakelijk is om een poststuk de geadresseerde te laten bereiken, waaronder ook een deugdelijke adressering valt. Niet is gebleken dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder vindt daarom terecht het bezwaar kennelijk nietontvankelijk te hebben verklaard.
Wat stellen eisers in beroep?
4. Het poststuk met het eerste bezwaarschrift is na verzending op 28 januari 2020 gearriveerd in een distributiecentrum in Marokko. Ter zitting hebben eisers het standpunt ingenomen dat zij het poststuk nooit geretourneerd hebben gekregen vanuit het Marokkaanse distributiecentrum. Eisers vertrouwden er verder op dat de officiële postdiensten de post op de juiste manier zouden bezorgen. Toen eisers eenmaal beseften dat de verzending van het eerste bezwaarschrift niet was gelukt, hebben zij meteen een gemachtigde ingeschakeld. De gemachtigde van eisers heeft toen binnen twee weken alsnog bezwaar gemaakt. Eisers vinden het standpunt onredelijk dat het risico voor de fout met de post voor hun rekening komt. Eisers kan niet worden verweten dat het poststuk verweerder niet heeft bereikt. Daarom is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna zal worden toegelicht hoe de rechtbank tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
6. Het primaire besluit is verzonden op 18 december 2019. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van bezwaar liep tot en met 29 januari 2020. [1] Het bezwaarschrift is op 15 november 2021 ontvangen door verweerder. Dat is meer dan 21 maanden na het verstrijken van de bezwaartermijn.
7. Eisers doen een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij voeren aan dat hen niet kan worden verweten dat het poststuk niet op tijd is bezorgd bij verweerder. De rechtbank acht het aannemelijk dat het eerste bezwaarschrift door een onjuiste adressering niet is aangekomen bij verweerder, omdat op de enveloppe niet de juiste postbus van verweerder is vermeld. Het cijfer van de postcode is namelijk als postbusadres van verweerder gebruikt. De adresgegevens, waarmee eisers het bezwaarschrift op de juiste wijze toe konden sturen, stonden wel in het primaire besluit vermeld. Eisers hadden dus tijdig bezwaar kunnen maken door de post op de juiste wijze te adresseren. Dat het eerste bezwaarschrift verweerder uiteindelijk niet heeft bereikt door het verkeerde adres komt naar het oordeel van de rechtbank voor risico van eisers. [2]
8. Eisers voeren verder aan dat zij onmiddellijk hebben gezorgd voor indiening van een nieuw bezwaarschrift toen zij eenmaal beseften dat het eerdere bezwaarschrift niet was ontvangen. De rechtbank volgt eisers niet in hun ter zitting ingenomen stelling dat zij het poststuk nooit geretourneerd hebben gekregen en daarom lange tijd dachten dat het bezwaarschrift wel bij verweerder was aangekomen. Deze stelling strookt niet met hetgeen daarover in het bezwaar- en beroepschrift is aangevoerd. Hierin staat namelijk dat het poststuk ongeopend retour is gekomen bij eisers, maar dat hen niet bekend was wanneer dit precies gebeurd is. Verder is in het bezwaarschrift een foto toegevoegd die eisers hebben gemaakt van het poststuk nadat het retour gekomen is. De foto bevat een groot aantal poststickers, waaronder een stempel met de tekst in het Nederlands: “uitgereikt aan Marokko”. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eisers het bezwaarschrift op enig moment wel retour hebben ontvangen en daar vervolgens een foto van hebben gemaakt. Nu eisers het poststuk dus wel retour hebben ontvangen, is het aan hen om aan te geven wanneer dat dan was en aannemelijk te maken dat zij binnen twee weken na ontvangst alsnog bezwaar hebben gemaakt. Dat hebben eisers niet gedaan.
9. Gelet op vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet tijdig bezwaar gemaakt en is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het bezwaarschrift is daarom terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard dor verweerder.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Perniciaro, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

De algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
[…]
Artikel 6:9
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.ABRvS van 19 april 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC9038 en ABRvS van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1019.