In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man had op 9 maart 2023 een verzoekschrift ingediend voor voorlopige voorzieningen, waarbij hij vroeg om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De vrouw, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, voerde verweer tegen het verzoek van de man en stelde dat er geen spoedeisend belang was. De rechtbank heeft de zaak op 5 april 2023 behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onhoudbare spanningen tussen de partijen, waardoor het niet mogelijk was om samen in de woning te blijven wonen. De rechtbank heeft de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en een belangenafweging gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, en heeft de vrouw bevolen de woning te verlaten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd. De beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, rechter, en uitgesproken op de openbare zitting.