ECLI:NL:RBDHA:2023:6404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
602729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot aanhouding in samenhang met procedure Ondernemingskamer

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenuitspraak gedaan in de bodemzaak tussen Tre-Angel Beheer B.V. en drie gedaagden, waarbij een incidentele vordering tot aanhouding is behandeld. De eiseres, Tre-Angel, heeft een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zij een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen gedaagde 1 heeft verzocht. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de procedure moet worden aangehouden totdat het onderzoek door de Ondernemingskamer is afgerond. Dit is gedaan om te voorkomen dat er onverenigbare beslissingen worden genomen in de verschillende aanhangige procedures die betrekking hebben op dezelfde partijen en onderwerpen. De rechtbank heeft de vordering tot aanhouding van de procedure toegewezen, met de overweging dat de eisen van een goede procesorde dit vereisen. De rechtbank heeft ook bepaald dat Tre-Angel, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 598,00. De zaak is aangehouden voor een periode van zes maanden, waarna partijen de rechtbank kunnen informeren over de stand van zaken en verdere stappen kunnen ondernemen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/602729 / HA ZA 20-1102
Vonnis in incident van 3 mei 2023
in de zaak van
TRE-ANGEL BEHEER B.V.te Sevenum,
eiseres,
advocaat: mr. Ph.W. Schreurs te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.te [plaats],2. [gedaagde 2] B.V.te [plaats],3. [gedaagde 3].te [plaats],

gedaagden,
advocaat: mr. M.E. Coenraads te AMSTERDAM.
Eiseres zal hierna ‘Tre-Angel’ worden genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk ook aangeduid als ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]' en ‘[gedaagde 3]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 oktober 2020;
- de akte overlegging producties van Tre-Angel, met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 3] op de rol van 3 maart 2021, met producties 1 en 2;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] op de rol van 21 juli 2021;
- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele vordering tot aanhouding van [gedaagde 1] op de rol van 22 februari 2023, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is in het incident een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tre-Angel houdt 10% van de aandelen in [gedaagde 1].
2.2.
De heer [naam 1] (hierna: [naam 2]) is bestuurder van [gedaagde 2] en middellijk bestuurder van [gedaagde 1] en [gedaagde 3]. [naam 2] houdt middellijk 80,01% van de aandelen in [gedaagde 1], 100% van de aandelen in [gedaagde 2] en 83% van de aandelen in [gedaagde 3].
2.3.
Op 16 oktober 2019 hebben [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3], steeds vertegenwoordigd door [naam 2], een overeenkomst gesloten (hierna: de Samenwerkingsovereenkomst II). In de Samenwerkingsovereenkomst II is opgenomen dat [gedaagde 3] alle uitgaven die zij doet in verband met haar ondernemingsactiviteiten, aan [gedaagde 1] mag doorbelasten.
2.4.
Er is discussie ontstaan tussen Tre-Angel en [gedaagde 1] ([naam 2]) over het mogen doorbelasten van uitgaven door [gedaagde 3] aan [gedaagde 1].
2.5.
Op 17 februari 2020 heeft Tre-Angel een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna: ‘de Ondernemingskamer’). Tre-Angel heeft de Ondernemingskamer – onder meer en kort gezegd – verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft zich tegen dit verzoek verweerd.
2.6.
De Ondernemingskamer heeft op 6 augustus 2020 een beschikking gegeven. Bij deze beschikking heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken binnen [gedaagde 1] over de periode vanaf 29 augustus 2012, en bij wijze van onmiddellijke voorziening een persoon tot commissaris van [gedaagde 1] benoemd.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

De vorderingen en grondslagen daarvan hoofdzaak
3.1.
Tre-Angel stelt dat er aan de Samenwerkingsovereenkomst II een bestuursbesluit van [gedaagde 1] ten grondslag ligt (hierna: het directiebesluit). Tre-Angel vordert in de hoofdzaak – samengevat –
primaireen verklaring voor recht dat het directiebesluit en de Samenwerkingsovereenkomst II nietig zijn, en
subsidiairdat het directiebesluit en de Samenwerkingsovereenkomst II in rechte worden vernietigd.
3.2.
TreAngel legt aan het gevorderde in de hoofdzaak het volgende ten grondslag. Primair geldt dat het directiebesluit nietig is op grond van artikel 2:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat dit meebrengt dat ook de samenwerkingsovereenkomst II nietig is. Subsidiair geldt dat het directiebesluit vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 BW, hetzij op grond van de redelijkheid en billijkheid, en dat de Samenwerkingsovereenkomst II dientengevolge eveneens vernietigbaar is.
De incidentele vordering tot aanhouding
3.3.
[gedaagde 1] vordert bij wege van incident dat de rechtbank de onderhavige procedure aanhoudt totdat in de procedure bij de Ondernemingskamer het verslag van de enquête door de onderzoeker aan de griffie van de Ondernemingskamer wordt aangeboden. Zij stelt dat door deze aanhouding wordt voorkomen dat het reeds gelaste enquêteonderzoek bij de Ondernemingskamer wordt ondermijnd, en dat de processuele belangen van Tre-Angel niet worden geschaad door aanhouding van de onderhavige procedure. TreAngel heeft de incidentele vordering gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.4.
De rechtbank overweegt dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) géén specifieke wettelijke bepaling bevat over de incidentele vordering tot aanhouding van de procedure. Het Nederlandse burgerlijke procesrecht heeft echter geen gesloten systeem van (limitatief opgesomde) incidentele vorderingen. Elke als zodanig ervaren verwikkeling kan reden zijn tot het instellen van een incidentele vordering. De vordering tot aanhouding van de procedure kan daarom bij wijze van incident worden beoordeeld. De rechtbank acht het aangewezen dat zij eerst en vooraf op deze incidentele vordering beslist.
3.5.
Bij de beoordeling van de incidentele vordering tot aanhouding neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt. De rechtbank heeft de plicht te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Dit volgt uit artikel 20 lid 1 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit mee dat het een incidentele vordering tot aanhouding van een civiele procedure tegen de wil van de eisende partij, alleen toewijsbaar is als de eisen van een goede procesorde deze aanhouding vergen.
3.6.
Hier is de situatie aan de orde dat tussen (deels) dezelfde partijen meerdere zaken aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen, ofwel verknocht zijn. Verwijzing en voeging op grond van artikel 220 en 222 Rv is echter niet mogelijk, omdat de zaken niet aanhangig zijn bij rechters van gelijke rang. Dan kan het op grond van de eisen van de goede procesorde aangewezen zijn dat één van de procedures wordt aangehouden, om onverenigbare beslissingen te voorkomen.
3.7.
De beoordeling door de Ondernemingskamer en de beoordeling van de vorderingen van Tre-Angel in deze procedure hebben zoveel raakvlakken dat het de rechtbank geraden voorkomt dat deze zaak wordt aangehouden totdat het onderzoek voor de Ondernemingskamer gereed is, ook al kan Tre-Angel in de procedure bij de Ondernemingskamer niet hetzelfde kan bereiken als in deze procedure en is de beoordeling door de Ondernemingskamer deels anders. Het voorkomen van verschillende, onverenigbare beslissingen weegt hier zwaarder dan het belang gelijktijdige voortzetting van de procedures.
3.8.
De (hoofd)zaak zal daarom worden aangehouden voor een periode van zes maanden. Partijen kunnen de rechtbank dan bij akte berichten over de stand van zaken en ofwel, als het onderzoek voor de Ondernemingskamer is afgerond, daarover bij die akte stukken in het geding brengen en daaraan conclusies verbinden, ofwel - als het onderzoek nog niet is afgerond – verdere aanhouding vragen.
3.9.
Tre-Angel zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze worden aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 598,00.
3.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

in het incident
4.1.
veroordeelt Tre-Angel in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op € 598,00;
in de hoofdzaak
4.2.
verwijst de zaak naar de rol van
1 november 2023voor een akte van partijen als bedoeld in 3.8;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
1769