In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd. De eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat was genomen op 19 april 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ophouding van de eiser langer heeft geduurd dan de wettelijk toegestane termijn van zes uur, maar oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank heeft overwogen dat het risico op onttrekking aan het toezicht zwaarder weegt dan het belang van de eiser om zijn asielaanvraag in vrijheid af te wachten. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Wel is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.674. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.