ECLI:NL:RBDHA:2023:6377
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om aanvullende beurs met terugwerkende kracht voor studiefinanciering door migrerende werknemer
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Roemeense migrerende werknemer, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had verzocht om een aanvullende beurs voor studiefinanciering met terugwerkende kracht voor de jaren 2019 en 2020. Het primaire besluit van de minister, dat op 10 februari 2022 werd genomen, wees dit verzoek af. Eiseres had eerder op 25 september 2020 een aanvraag ingediend voor een aanvullende beurs, maar deze was slechts voor oktober 2020 goedgekeurd, met het bedrag op nihil vastgesteld omdat de identiteit van haar ouders niet kon worden vastgesteld. Eiseres stelde dat zij recht had op een aanvullende beurs voor september 2020, omdat zij op dat moment een migrerende werknemer was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiseres van 25 september 2020 niet expliciet om terugwerkende kracht vroeg voor september 2020. De rechtbank oordeelde dat de minister het verzoek terecht had aangemerkt als een aanvraag voor een aanvullende beurs per 1 oktober 2020. Eiseres had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de ingangsdatum van de toekenning, maar dit heeft zij niet gedaan, waardoor het besluit in rechte vaststaat.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het volgens de wet niet mogelijk is om studiefinanciering met terugwerkende kracht toe te kennen voor een periode voorafgaand aan het studiejaar waarin de aanvraag is gedaan. Dit betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaarde, en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.