ECLI:NL:RBDHA:2023:6374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en medische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 30 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 3 maart 2023 afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn relatie met de dochter van een generaal in Algerije niet geloofwaardig werden geacht. Eiser stelde dat hij bedreigd werd door de vader van zijn vriendin, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht twijfelde aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen.

Tijdens de zitting op 6 april 2023 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken. Eiser voerde aan dat zijn medische problematiek invloed had op zijn verklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat deze problematiek zijn verklaringen had beïnvloed. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht had gemotiveerd en dat de verklaringen van eiser inconsistent waren.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6593

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: E. de Bonth).

ProcesverloopBij besluit van 3 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 30 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft vier maanden lang een relatie gehad met [naam 2], de dochter van een generaal. Om de vader van [naam 2] te dwingen in te stemmen met een huwelijk hebben eiser en [naam 2] besloten gemeenschap te hebben. Op het moment dat [naam 2]’s vader hier achter kwam, heeft hij zijn dochter mishandeld en eiser bedreigd met de dood. Bij terugkeer naar Algerije vreest eiser voor deze generaal.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De relatie met de dochter van een generaal en de hieruit voortvloeiende problemen zijn door verweerder echter niet geloofwaardig geacht. Verweerder komt daarom tot het oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. [2]
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertegen het volgende aan. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom eisers medische problematiek geen enkele invloed heeft kunnen hebben op zijn verklaringen, nu verweerder de ernstige pijnklachten tijdens het gehoor zelf heeft waargenomen. Daarnaast heeft eiser niet tegenstrijdig verklaard over wie er op de hoogte waren van zijn relatie en de goedkeuring van de relatie door [naam 2]’s vader. De verklaringen zijn consistent en eenduidig. Eiser heeft de risico’s onderkend, maar de hoop op een toekomst samen met [naam 2] woog het zwaarst. Dat eiser worstelde met zijn gevoelens blijkt uit zijn verklaringen. Verweerder blijft verder ten onrechte tegenwerpen dat eiser zijn vermoedens als waarheid presenteert. Daarnaast gaat verweerder ten onrechte voorbij aan de omstandigheid dat de ontmoeting zoals door eiser beschreven past bij de situatie zoals deze in Algerije gangbaar is. Tot slot citeert eiser uit de WI 2014/10, [3] waarin staat dat de geloofwaardigheidsbeoordeling objectief, gestructureerd en transparant moet worden uitgevoerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Medische problematiek
5. Verweerder heeft er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat uit het rapport van Medifirst niet blijkt dat eiser moeite heeft met het verklaren over bepaalde gebeurtenissen. Daarbij komt dat in dit rapport is opgemerkt dat eiser wel kan worden gehoord omdat hij de vragen goed begrijpt. Verweerder heeft ook terecht gewezen op het feit dat eiser geen medische documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat gebeurtenissen uit het verleden (waaronder het auto-ongeluk in Frankrijk) van invloed zijn op het vermogen van eiser om te verklaren. Daarbij komt dat tijdens het gehoor kenbaar aandacht is geweest voor de medische klachten van eiser. De gehoormedewerker heeft verschillende keren aan eiser gevraagd hoe het met hem gaat en daarbij meegedeeld dat eiser het kan aangeven als het niet meer gaat. [4] Eiser heeft er steeds voor gekozen het gehoor voort te zetten. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat de medische situatie van eiser in de weg heeft gestaan aan het vermogen van eiser om te verklaren over de redenen van zijn vlucht.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
6. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat eiser tijdens het nader gehoor tegenstrijdig heeft verklaard over wie er op de hoogte was van de relatie met [naam 2]. [5] Eiser heeft in eerste instantie immers zonder enig voorbehoud verklaard dat niemand anders daarvan op de hoogte was. Later verklaarde eiser echter dat zijn moeder er wel van wist. [6] Volgens de correcties en aanvullingen bedoelde eiser in eerste instantie te zeggen dat zijn omgeving het niet wist maar dat hij alleen zijn moeder op een gegeven moment over de relatie heeft verteld. Daarmee is echter nog steeds niet toegelicht waarom eiser dan niet meteen verklaarde dat ook zijn moeder van de relatie met [naam 2] wist. Onder verwijzing naar de WI 2014/10, heeft verweerder dan ook kunnen overwegen dat eiser geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor het terugkomen op zijn eerdere verklaring. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat de correcties en aanvullingen op dit punt niet worden gevolgd. De beroepsgrond dat eiser niet tegenstrijdig heeft verklaard over wie er op de hoogte waren van zijn relatie, slaagt niet.
7. Verweerder heeft ook terecht overwogen dat eiser tijdens het nader gehoor wisselend heeft verklaard over wanneer hij erachter kwam dat de vader van [naam 2] de relatie mogelijk niet goed zou keuren. In dit verband is terecht gewezen op eisers verklaring enerzijds dat [naam 2] vaak zei met haar moeder te gaan praten, die invloed uit zou kunnen oefenen op haar vader, en op zijn verklaring anderzijds dat hij pas een week van te voren vernam dat haar vader het niet zou goedkeuren. [7]
8. In het voornemen heeft verweerder uitgebreid en onder verwijzing naar verschillende passages uit het verslag van het nader gehoor gemotiveerd dat eiser ook niet eenduidig heeft verklaard over de risico’s van het plan om gemeenschap te hebben. Daarbij valt onder meer op dat eiser eerst heeft verklaard dat hij niet heeft nagedacht over de risico’s om vervolgens te verklaren dat hij wel bij de risico’s heeft stilgestaan en zijn moeder hem daar ook voor gewaarschuwd heeft. Ook correspondeert eisers verklaring dat hij dacht dat de vader van [naam 2] na de ontmaagding wel akkoord zou gaan met een huwelijk niet met zijn verklaring dat hij niet naar huis kon omdat wist wat hij had gedaan en dat dit volgens de islam een catastrofe was. Door zowel in de zienswijze als de beroepsgronden te volstaan met de stelling dat eiser de risico’s heeft overwogen maar dat hij worstelde met zijn gevoelens, heeft eiser niet concreet toegelicht waarom deze tegenwerpingen niet kunnen worden gevolgd. De beroepsgrond dat eiser wel consistent en eenduidig heeft verklaard slaagt dan ook niet.
9. De beroepsgrond dat verweerder ten onrechte blijft tegenwerpen dat eiser zijn vermoedens als waarheid presenteert betreft een niet nader onderbouwde stelling die ook geen gemotiveerde betwisting inhoudt van wat hierover in het bestreden besluit is overwogen. [8] Deze beroepsgrond slaagt daarom evenmin.

Situatie in Algerije

10. Eiser voert tot slot aan dat de ontmoeting zoals door eiser is beschreven past bij de situatie die in Algerije gangbaar is. Verweerder heeft zich echter niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook als dat het geval is, dit onverlet laat dat eiser vaag en summier over het ontstaan van de relatie en hoe de relatie zich verder heeft ontwikkeld heeft verklaard. [9] Er is daarom evenmin aanleiding voor het oordeel dat verweerder WI 2014/10 onjuist heeft toegepast.
Conclusie
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw.
3.Werkinstructie 2014/10 Integrale geloofwaardigheidstoets; inhoudelijke beoordeling (asiel).
4.Zie pagina 2, 9 en 13 van het verslag nader gehoor.
5.Zie pagina 7 en pagina 10 van het verslag nader gehoor.
6.Op pagina 7 van het verslag nader gehoor.
7.Pagina’s 7 en 8 van het verslag nader gehoor.
8.Zie pagina 3 van het bestreden besluit.
9.Pagina 4 van het bestreden besluit.