ECLI:NL:RBDHA:2023:6369
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huur- en zorgtoeslag; procesbelang bij zorgtoeslag over het jaar 2020; rechtmatig verblijf van toeslagpartner
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de toekenning van huur- en zorgtoeslag. Eiser had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Belastingdienst die zijn voorschotten huur- en zorgtoeslag over 2019 en 2020 op nihil hadden vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 19 januari 2023, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had vastgesteld dat de toeslagpartner van eiser, mevrouw [naam], geen rechtmatig verblijf had. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen recht had op zorgtoeslag over de periode van mei tot en met december 2020. De rechtbank stelde vast dat de Belastingdienst met het bestreden besluit van 9 januari 2023 eiser alsnog huur- en zorgtoeslag had toegekend over 2019 en zorgtoeslag over 2020 tot en met 30 april 2020. Eiser had echter geen belang meer bij de beoordeling van de beroepen tegen het ingetrokken besluit van 3 februari 2022, maar had wel procesbelang bij de beoordeling van het nieuwe besluit over de zorgtoeslag.
De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst zich mocht baseren op de verblijfscodes van de IND en dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen. De beroepen werden ongegrond verklaard voor zover deze betrekking hadden op het bestreden besluit van 9 januari 2023, en niet-ontvankelijk voor het besluit van 3 februari 2022. De rechtbank veroordeelde de Belastingdienst in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- en droeg hen op het griffierecht van € 50,- te vergoeden.