ECLI:NL:RBDHA:2023:6366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - gronden betwist - lichter middel - beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Tunesische nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 april 2023, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft de zaak op 26 april 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is voor het vaststellen van de identiteit en nationaliteit van eiser, en voor het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de gronden van de maatregel betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de zware gronden, waaronder het onttrekken aan toezicht en het niet meewerken aan het vaststellen van zijn identiteit, feitelijk juist zijn. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Tevens wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;- 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;- 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
3. Ter zitting heeft verweerder de grondslag artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw laten vallen, zodat de maatregel hier niet langer op gebaseerd is. De rechtbank acht artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw overigens de juiste grondslag voor de maatregel van bewaring, gelet op de asielaanvraag die eiser heeft ingediend op 14 april 2023. Verweerder heeft in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom de bewaring nodig is om gegevens te verkrijgen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van die asielaanvraag. De rechtbank wijst in dit verband ook op wat hierna wordt overwogen.
4. Ter zitting heeft verweerder de zware grond 3d en de lichte grond 4f laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen.
5. Eiser betwist alle zware en lichte aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden. Ten aanzien van de zware grond 3b stelt eiser dat hij weliswaar enige tijd geen contact heeft gehad met verweerder, maar dat dit niet leidt tot onttrekking aan het toezicht. Hij heeft zich uit angst niet eerder gemeld. Eiser stelt dat zware grond 3i geen stand kan houden omdat hij momenteel rechtmatig verblijf heeft. Verder wijst eiser erop dat de lichte grond 4a in de maatregel wel wordt genoemd, maar hem niet wordt tegengeworpen. De lichten gronden 4c en 4d kunnen volgens eiser ook niet blijven staan. Hij heeft een vast adres opgegeven in Oss en heeft momenteel opvang van het COa. [4] Een inschrijving in de BRP [5] is niet vereist. Ook ontvangt hij leefgeld van het COa, zodat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij niet over voldoende middelen van bestaan beschikt.
6. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware grond 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze grond zich feitelijk voordoet. [6] Nadat het verblijfsrecht van eiser is geëindigd in 2012 heeft eiser zijn illegale verblijf niet meer gemeld. Hij is pas weer in beeld van verweerder gekomen nadat de Arbeidsinspectie hem heeft aangehouden op 12 april 2023. De zware grond 3b is feitelijk juist. De zware grond 3i is ook feitelijk juist. Eiser heeft verklaard niet uit eigen beweging te willen terugkeren naar Tunesië. [7] Dat eiser momenteel een asielprocedure doorloopt maakt niet dat de zware grond 3i hem niet mag worden tegengeworpen.
7. De rechtbank stelt vast dat de lichte grond 4a in de maatregel is toegelicht, zodat deze grond aan eiser wordt tegengeworpen. Verder is de rechtbank van oordeel dat deze grond ook terecht wordt tegengeworpen. Eiser beschikt niet over een identificerend document als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb, waardoor de lichte grond 4a feitelijk juist is en voldoende is toegelicht. Uit vaste jurisprudentie [8] volgt dat een vreemdeling in beginsel pas over een vaste woon – of verblijfplaats beschikt, indien hij op een adres is ingeschreven in de Basisregistratie Personen. [9] In het geval van eiser is dat niet aan de orde. Het adres in Oss dat hij heeft opgegeven is overigens enkel een (niet eerder bekend) adres waar eiser stelt terecht te kunnen indien nodig. Hij staat daar niet ingeschreven. De lichte grond 4c is feitelijk juist en voldoende toegelicht. Ten aanzien van de lichte grond 4d geldt dat, anders dan eiser aanvoert, leefgeld van het COa niet is aan te merken als voldoende zelfstandige middelen van bestaan. Gelet hierop is de lichte grond 4d ook feitelijk juist en voldoende toegelicht.
8. De zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een risico aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Lichter middel
9. Eiser stelt dat verweerder dient te volstaan met een lichter middel. Hij zal zich in het kader van zijn asielaanvraag al moeten melden. Hij heeft geen enkel belang bij het zich onttrekken aan het toezicht.
10. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel, zoals een meldplicht, doeltreffend is om dit risico te ondervangen. Daarbij is van belang dat eiser sinds 2012 geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland en zich sindsdien aan het toezicht heeft onttrokken. Hij heeft de afgelopen elf jaar zijn illegale verblijf in Nederland niet gemeld bij de autoriteiten. Eisers stelling dat hij zich al moet melden in verband met zijn asielaanvraag doet daar niet aan af. De kans dat eiser weer uit beeld van verweerder verdwijnt is te groot. Verder heeft eiser geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat detentie voor hem onevenredig bezwarend is.
Ambtshalve toets [10]
11. De ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5.Basisregistratie Personen.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
7.Pagina 4 van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van 14 april 2023 (M110).
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AH9705.
9.Basisregistratie Personen.
10.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.