ECLI:NL:RBDHA:2023:6358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
09-176347-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met roekeloos rijgedrag en letsel voor slachtoffers

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een 22-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke celstraf van 6 maanden en een rijontzegging van 2 jaar. De man was betrokken bij een verkeersongeval op 2 augustus 2020, waarbij hij met een snelheid tussen de 99 en 121 kilometer per uur door de binnenstad van Den Haag reed en een rood verkeerslicht negeerde. Dit leidde tot een botsing met een Volkswagen Golf, bestuurd door [slachtoffer 1], waarbij twee slachtoffers letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat resulteerde in de veroordeling. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, de verkeersveiligheid ernstig in gevaar had gebracht door zijn snelheid en het negeren van verkeerslichten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-176347-21
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.R. Coffi naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto) (Opel Combo), daarmede rijdende over de weg, de Vaillantlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd zijn aandacht afgeleid door de radio en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 99 en 121 kilometer per uur, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- met die (veel) te hoge snelheid de kruising van voornoemde weg met de Frans Halsstraat is genaderd en/of opgereden en/of (vervolgens) (daarbij)
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd dat al ruim 10 seconden rood licht uitstraalde en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een zich op de kruising bevindende Volkswagen Golf (met als bestuurder [slachtoffer 1] ), waardoor (een) ander(en) te weten de bestuurder en/of passagier van de VW Golf (genaamd 1) [slachtoffer 1] en/of 2) [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten ad 1) kneuzingen van linkerzijde voorhoofd en/of kneuzingen van de nek en/of kneuzingen van de buik en/of kneuzingen van de linker (onder)arm en/of ad 2) kneuzing (linker)knie en/of nekklachten, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto) (Opel combo), daarmee rijdende op de weg, de Vaillantlaan, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd zijn aandacht afgeleid door de radio en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 99 en 121 kilometer per uur, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- met die (veel) te hoge snelheid de kruising van voornoemde weg met de Frans Halsstraat is genaderd en/of opgereden en/of (vervolgens) (daarbij)
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd dat al ruim 10 seconden rood licht uitstraalde en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een zich op de kruising bevindende Volkswagen Golf (met als bestuurder [slachtoffer 1] ), waardoor (een) ander(en) te weten de bestuurder en/of passagier van de VW Golf (genaamd 1) [slachtoffer 1] en/of 2) [slachtoffer 2] ) letsel heeft/hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat sprake is geweest van roekeloosheid.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer (doorgenummerd pagina 1 t/m 66).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2023, voor zover inhoudende:
Ik was de bestuurder van de Opel Combo die op zondagochtend 2 augustus 2020 in botsing
kwam met de Volkswagen op de Vaillantlaan. Ik heb waarschijnlijk de verkeerslichten
verkeerd gezien, toen is het ongeluk ontstaan. Ik ontken niet dat het mijn schuld was, ik weet
dat ik fout ben.
2. Een verkort proces-verbaal analyse VRI-data van 26 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 51-57):
Indicatieve snelheidsberekening
Uit de snelheidsberekening bleek dat:
- De bestuurder van de Opel, voorafgaand aan het verkeersongeval, het kruispunt was genaderd, met een gemiddelde indicatieve snelheid, gelegen tussen de 99 km/h en 121 km/h, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km/h.
Uit de analyse van het faselog, bleek dat de bestuurder van de Volkswagen, op zondag 2 augustus 2020, omstreeks 05:59:52.2 uur, de stopstreep van richting 05 was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,4 seconden groen licht uitstraalde.
Uit de analyse van het faselog, bleek dat de bestuurder van de Opel, op zondag 2 augustus 2020, omstreeks 05:59:54.3 uur, de stopstreep van richting 08 was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 10,6 seconden rood licht uitstraalden.
Uit de analyse van het faselog en de ingemeten afstanden tussen de detectiepunten bleek dat de bestuurder van de personenauto, voorafgaand aan het verkeersongeval, het kruispunt was genaderd, met een gemiddelde indicatieve snelheid, gelegen tussen de 99 km/h en 121 km/h, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km/h.
3. Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 1] van 4 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 22-23):
Op zondag 2 augustus 2020 omstreeks 06.00 uur reed ik samen met mijn vrouw in onze
personenauto richting ons werk. Op de kruising Frans Halsstraat met de Vaillantlaan hadden
wij rood licht. Toen het licht groen werd trok ik op. Ik keek bij het wegrijden nog naar links
en naar rechts maar zag geen ander verkeer. Toch werden wij op de kruising aan de linker
kant geraakt door een auto die veel te snel door het rood reed.
Vandaag de dag heb ik nog veel pijn in mijn lijf. Werken gaat in ieder geval nog niet.
4. Een geschrift, te weten een brief, een letselbeschrijving van [slachtoffer 1] van GGD Hollands Midden van 9 november 2020, voor zover inhoudende:
Er was sprake van kneuzingen van de linkerzijde van het voorhoofd, de nek, de buik en de
linker onderarm. Op de grote teen van de rechtervoet was een oppervlakkige wond. De
geschatte genezingsduur bij een ongecompliceerd beloop is enkele weken, waarbij volledige
genezing verwacht wordt.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 8 september 2020, voor zover inhoudende (p. 25-28):
Ik heb last van mijn hart sinds het ongeluk. Ik heb het gevoel alsof mijn hart mijn mond
uitkomt. Ik heb, net als mijn echtgenoot, sinds het ongeluk last met traplopen. Ik word er
duizelig van. Ik heb nog steeds fysiotherapie voor mijn rechter schouder die doet nog steeds
pijn.
V: Kunt u uw dagelijkse bezigheden weer uitvoeren?
A: Nee nog niet. Zowel niet op het werk als thuis. Mijn kinderen doen nu de boodschappen omdat ik het zelf nog niet kan.
6. Een geschrift, te weten een brief, een letselbeschrijving van [slachtoffer 2] van GGD Hollands Midden van 9 november 2020, voor zover inhoudende:
Er was sprake van nekpijn, een wondje aan de rechterachterzijde van het behaarde hoofd en
een kneuzing aan de binnenkant van de linkerknie. De geschatte genezingsduur wat betreft
de wond en de kneuzing is bij een niet-gecompliceerd beloop enkel weken, waarbij
volledige genezing verwacht wordt. De genezingsduur van de nekklachten laat zich lastiger
inschatten. Bij een niet-gecompliceerd beloop is de genezingsduur ca. 6 - 8 weken is, maar
de klachten kunnen ook langere tijd aanhouden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) te kunnen komen, zoals primair ten laste is gelegd, moet worden bewezen dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Het juridische begrip ‘schuld’ houdt daarbij in dat minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.
Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Schuld aan het ongeval
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. De verdachte is als bestuurder van een Opel Combo op de kruising van de Frans Halsstraat met de Vaillantlaan te Den Haag in botsing gekomen met een Volkswagen. Bestuurder van die Volkswagen was [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zat in de bijrijdersstoel.
Het kruispunt wordt gereguleerd door stoplichten en automobilisten moeten dus wachten op groen licht voordat zij het kruispunt mogen passeren. Ten tijde van de botsing waren de verkeerslichten actief. Uit het dossier blijkt dat de verdachte door een rood licht is gereden dat al 10,6 seconden op rood stond, terwijl slachtoffer [slachtoffer 1] gewacht heeft op groen licht, voordat hij het kruispunt passeerde. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval, in de zin van artikel 6 WVW. De vraag is welke mate van schuld kan worden vastgesteld.
Mate van schuld
De wetgever heeft met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, de toepasselijke strafbepaling bij een overtreding van artikel 6 WVW, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid. Van overtreding van artikel 5a WVW is sprake als een verkeersdeelnemer zich zodanig in het verkeer gedragen heeft dat dit een ernstige schending van de verkeersregels oplevert. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen bijvoorbeeld worden aangemerkt het rijden door een rood verkeerslicht en het overschrijden van de maximumsnelheid.
Artikel 5a WVW1994
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Uit de analyse van de data van de verkeersregelinstallatie ter plaatse blijkt dat de Opel Combo vlak voordat het ongeluk plaatsvond het kruispunt heeft genaderd met een snelheid tussen de 99 en 121 kilometer per uur. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat de snelheid van de verdachte bij het naderen van het kruispunt
in ieder geval99 kilometer per uur was, bijna 2 keer de daar toegestane snelheid (50 kilometer per uur). Dat is zonder meer een veel te hoge en gevaarlijke snelheid, mede gelet op de verkeerssituatie. Zelfs als de verdachte door groen licht was gereden, zou dit op een dergelijk kruispunt midden in de stad een gevaarlijke situatie opleveren. De verdachte heeft echter ook een rood verkeerslicht genegeerd dat al meer dan 10 seconden op rood stond. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus twee essentiële verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden (zoals hiervoor onder ‘a’ en ‘b’ bedoeld). Gelet op de aard en de ernst van deze verkeersovertredingen is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte ook het dubbel opzet aanwezig was om (zowel) die verkeersregels te schenden als om dit in ernstige mate te doen (zoals hiervoor onder ‘c’ bedoeld). De casus wijkt in zoverre af van iemand die bijvoorbeeld nét te snel door het door het op rood licht springende verkeerslicht is gereden. Tot slot overweegt de rechtbank dat met dit rijgedrag gevaar was te duchten zoals hiervoor onder ‘d’ bedoeld, nu dit rijgedrag plaatsvond midden in de binnenstad van Den Haag op een weg met meerdere kruispunten en in- en uitritten en waar op vrijwel elk moment van de dag (ook kwetsbare) verkeerdeelnemers aanwezig zin. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van de verdachte als overtreding van artikel 5a WVW is aan te merken. De rechtbank oordeelt dan ook dat op grond van artikel 6 jo. 175 WVW sprake is van roekeloosheid.
Zwaar lichamelijk letsel en/of tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
Door het handelen van de verdachte hebben slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] enige tijd hinder ondervonden in hun normale dagelijkse bezigheden. Dat blijkt uit de medische informatie en uit hun verklaringen. Niet is gebleken dat zij zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank zal dat deel van de tenlastelegging dus niet bewezen verklaren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat de verdachte roekeloos is geweest en dat ten gevolge van zijn gedrag tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden is ontstaan bij slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit feiten wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 2 augustus 2020 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto) (Opel Combo), daarmede rijdende over de weg, de Vaillantlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 99 en 121 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid ter plaatse veel te hoge snelheid en
- met die veel te hoge snelheid de kruising van voornoemde weg met de Frans Halsstraat is genaderd en opgereden en
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd dat al ruim 10 seconden rood licht uitstraalde en
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht ten gevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een zich op de kruising bevindende Volkswagen Golf (met als bestuurder [slachtoffer 1] ), waardoor de bestuurder en passagier van de VW Golf genaamd 1) [slachtoffer 1] en 2) [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht te volstaan met een lage taakstraf en subsidiair, indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, verzocht te volstaan met een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft als automobilist een ongeval veroorzaakt op het kruispunt van de Frans Halsstraat met de Vaillantlaan. Door een rood licht te negeren en de maximale toegestane snelheid aanzienlijk te overschrijden, hebben twee slachtoffers letsel opgelopen waardoor tijdelijke verhindering in de normale bezigheden is ontstaan. Gezien het gedrag van de verdachte mogen alle betrokkenen van geluk spreken dat het niet erger is afgelopen. De rechtbank rekent de verkeersovertredingen de verdachte zwaar aan.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij overtreding van artikel 6 WVW, zonder dat sprake is van alcoholgebruik, maar met hoge mate van schuld en met lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte tot gevolg, is een gevangenisstraf van 2 maanden onvoorwaardelijk en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar het uitgangspunt. In dit geval acht de rechtbank strafverzwarend dat er sprake is van de hoogste mate van schuld, te weten roekeloosheid.
Persoon van de verdachte en overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 maart 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte op 22 maart 2022, dus ná het in deze zaak bewezenverklaarde feit, een geldboete van 600 euro opgelegd heeft gekregen wegens overtreding van artikel 19 (‘bumperkleven’) van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Artikel 63 Sr is daarom van toepassing. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte na het feit weer heeft laten blijken dat hij de verkeersveiligheid en de verkeersregels niet altijd serieus neemt.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat het gaat om een jonge overtreder. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit was de verdachte slechts 19 jaar oud. Ook dat werkt in dit geval strafverminderend, maar daar tegenover staat dat getoonde rijgedrag haaks staat op de voorzichtigheid die van een beginnend bestuurder mag worden verwacht.
De rechtbank stelt ook vast dat de redelijke termijn voor berechting in strafzaken met bijna negen maanden is overschreden, en zal dat in strafverminderende zin meewegen.
Strafoplegging
Al het voorgaande in overweging nemend komt de rechtbank tot de volgende conclusie. Het bewezenverklaarde feit is ernstig en het is niet aan de verdachte te danken dat dit niet erger is afgelopen voor de slachtoffers. Normaal gesproken zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden passend en geboden zijn. In dit geval acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf niet passend, gelet op de hiervoor benoemde strafverminderende omstandigheden en met name gelet op het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal gelet daarop aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
De rechtbank is van oordeel dat niet alleen kan worden volstaan met een flinke waarschuwing als stok achter de deur. Gezien de aard en de ernst van het delict is ook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op zijn plaats. Bij de vaststelling van de hoogte daarvan heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat de verdachte na het feit wederom de verkeersregels heeft overtreden en dat hij – juist als beginnend bestuurder – nauwelijks inzicht in zijn onvoorzichtige rijgedrag heeft getoond. Hij heeft aanhoudend verklaard dat hij denkt nauwelijks te hard te hebben gereden en dat het stoplicht op oranje of net op rood stond. De rechtbank vindt al met al een lange rijontzegging op zijn plaats en zal deze straf opleggen voor de duur van 2 jaar.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
2 (TWEE) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten en J.I. Poelsma, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2023.