ECLI:NL:RBDHA:2023:6350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL23.4709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak hebben eisers op 14 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvragen van 29 juni 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij referent [naam 5]. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke is gebleven om tijdig een besluit te nemen op de aanvragen van eisers. De beslistermijn van 90 dagen was verstreken en eisers hebben verweerder op 19 januari 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.

Eisers hebben verzocht om een termijn van vier weken voor het nemen van een besluit en om een dwangsom voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twaalf weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- verschuldigd, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. De proceskosten zijn vastgesteld op €418,50, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.4709, NL23.4712 en NL23.4713

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], [naam 2] en [naam 3], eisers

V-nummers: [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3]
Mede namens
[naam 4],V-nummer: 291.761.3627
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Lu).

Procesverloop

Eisers hebben op 14 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de ten behoeve hen ingediende aanvragen van 29 juni 2022 om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 5] (referent).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eisers hebben verzocht om hen vrij te stellen van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Eisers hebben dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het betalen van griffierecht toe.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Referent heeft op 29 juni 2022 ten behoeve van eisers aanvragen ingediend om afgifte van een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent. De staatssecretaris heeft op 20 juli 2022 een bevestiging van ontvangst gestuurd. In het verweerschrift stelt verweerder dat de aanvragen op 30 juni 2022 zijn ontvangen. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is de beslistermijn 90 dagen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eisers hebben verweerder op 19 januari 2023, dus na het verstrijken van deze termijn, in gebreke gesteld. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eisers beroep hebben ingesteld. Tot op heden is niet gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
4. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te
nemen binnen vier weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eisers verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen een termijn van twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Dit volgt uit artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Uit het verweerschrift blijkt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er zijn grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschiften in nareisprocedures. Daarnaast is verweerder voornemens om bij eisers aanvullende informatie en/of documenten op te vragen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
6. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100,- per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek van eisers stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van artikel 4:17 van de Awb is verschuldigd. De staatssecretaris is de maximale dwangsom verschuldigd omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De rechtbank stelt daarom de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
8. Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van €100,- (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500,- (vijfenzeventighonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- (veertienhonderdtweeënveertig euro) verschuldigd is;
  • veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van €418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.