ECLI:NL:RBDHA:2023:6346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL22.21614
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met dwangsom en proceskosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 april 2023, heeft de enkelvoudige kamer geoordeeld over een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser had op 24 oktober 2022 beroep ingesteld, omdat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op de asielaanvraag die op 20 oktober 2021 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden en dat er een correcte ingebrekestelling was gedaan. Hierdoor was het beroep gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk op 20 juli 2023 een beslissing te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor het geval verweerder niet binnen de gestelde termijn beslist. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat een bijlage met het wettelijk kader en de overwegingen van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21614

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 oktober 2021.
Verweerder heeft de gelegenheid van verweer gehad

Overwegingen

Voor het wettelijk kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
Is de beslistermijn overschreden?
☒ Ja
☐ Nee
Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?
☒ Ja
☐ Nee
Is het beroep gegrond?
☐ Nee
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
☒ Ja
Heeft eiser de rechtbank verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen?
☐ Verweerder heeft al een besluit genomen over de dwangsom.
☐ Ja
☒ Nee
Is er een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
☐ Ja, de rechtbank stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442.
☒ Nee
☐ De rechtbank heeft in een eerder beroep al beslist op de bestuurlijke dwangsom.
Binnen welke termijn moet verweerder alsnog een besluit nemen?
☐ Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld. De rechtbank stelt daarom een nadere termijn vast van veertien dagen vanaf de datum waarop de uitspraak naar partijen wordt verstuurd.
☒ Er is sprake van bijzondere omstandigheden. Er zijn achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank zal bepalen dat verweerder uiterlijk 20 juli 2023 een beslissing bekend maakt. Hierbij wordt zowel recht gedaan aan het belang van verweerder om een zorgvuldige beslissing te nemen, maar wordt tevens de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn niet overschreden.
☐ Er is sprake van bijzondere omstandigheden, de rechtbank heeft verweerder echter eerder al een termijn gesteld zonder dat verweerder heeft beslist. De rechtbank stelt daarom een nadere termijn vast van veertien dagen vanaf de datum waarop de uitspraak naar partijen is verstuurd.
☐ Er is sprake van bijzondere omstandigheden, met de door verweerder genoemde termijn wordt echter de uiterste termijn overschreden van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder op te dragen zo snel mogelijk op de asielaanvraag te beslissen, maar uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak
Is er aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen?
☒ Ja
☐ Nee
Hoe hoog is de rechterlijke dwangsom als verweerder niet binnen deze termijn beslist?☒ € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
☐ Een ander bedrag.
Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?
☒ Ja
☐ Nee
Hoe hoog zijn de te vergoeden proceskosten?De volgende proceskosten worden toegekend:
☒ 1 punt voor het indienen van het beroepschrift
☐ 1 punt voor de nadere reactie(s)
☐ 0,5 punt voor een nadere reactie
met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5.

Beslissing

De rechtbank:
☐ verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
☒ verklaart het beroep gegrond;
☐ stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442;
☐ draagt verweerder op binnen _____________weken na de verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
☒ draagt verweerder op uiterlijk op 20 juli 2023 een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
☒ bepaalt dat verweerder aan belanghebbende een dwangsom van ☒ € 100 / ☐ € 200 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van ☒ € 7.500;
☒ veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Dit is de bestuurlijke dwangsom. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Deze dwangsom kan slechts eenmaal worden vastgesteld. [4]
Specifiek voor het niet tijdig beslissen op asielaanvragen:
Met de Tijdelijke wet dwangsom heeft verweerder de bestuurlijke dwangsom afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. [5]
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [6] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [7]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [8] Dit is de rechterlijke dwangsom. Daarbij past de rechtbank het landelijke beleid toe. [9]
Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [10] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 4:17 van Awb.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.
6.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
8.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.