ECLI:NL:RBDHA:2023:6337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL23.5632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezin

In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot. De aanvraag is op 15 juli 2022 ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen een besluit genomen. Eiseres heeft op 23 februari 2023 beroep ingesteld, nadat de staatssecretaris in gebreke was gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat er geen besluit is genomen binnen de gestelde termijn.

De rechtbank heeft eiseres vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt de staatssecretaris een dwangsom van €100,- per dag, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- verschuldigd, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken zonder besluit. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op €418,50, die door de staatssecretaris moeten worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer 1]
Mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 2], V-nummer: [nummer 2] en
[naam 3],V-nummer: [nummer 3]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.C. de Goede).

Procesverloop

Eiseres heeft op 23 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de ten behoeve van haar en haar minderjarige kinderen ingediende aanvraag van 15 juli 2022 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot (referent).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om haar vrij te stellen van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Eiseres heeft dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het betalen van griffierecht toe.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Referent heeft op 15 juli 2022 ten behoeve van eiseres en hun minderjarige kinderen een aanvraag ingediend om een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent. De staatssecretaris heeft op 25 juli 2022 een bevestiging van ontvangst gestuurd. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is de beslistermijn 90 dagen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Referent heeft verweerder op 2 februari 2023, dus na het verstrijken van deze termijn, in gebreke gesteld. Deze ingebrekestelling is door verweerder op 4 februari 2023 ontvangen. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eiseres beroep heeft ingesteld. Tot op heden is niet gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
4. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te
nemen binnen vier weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Dit volgt uit artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Uit het verweerschrift blijkt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er zijn grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschiften in nareisprocedures. Daarnaast heeft verweerder in zijn verweerschrift van 15 maart 2023 aan de rechtbank meegedeeld voornemens te zijn om eisers in de gelegenheid te stellen om binnen vier weken aanvullende informatie op te vragen. Indien geen aanvullende informatie nodig is zegt verweerder binnen vier weken te kunnen beslissen. De rechtbank bepaalt daarom en gelet op de sindsdien verstreken tijd dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
6. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100,- per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek van eiseres stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van artikel 4:17 van de Awb is verschuldigd. De staatssecretaris is de maximale dwangsom verschuldigd omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De rechtbank stelt daarom de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
8. Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van €100,- (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500,- (vijfenzeventighonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- (veertienhonderdtweeënveertig euro) verschuldigd is;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van €418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.