In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kind, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag dateert van 8 maart 2021 en de afwijzing werd op 4 februari 2022 bekendgemaakt. Eiseres heeft op 26 februari 2022 bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris heeft niet tijdig een besluit genomen. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de staatssecretaris op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris binnen twaalf weken na de uitspraak een besluit moet nemen, gezien de bijzondere omstandigheden van achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen. Tevens heeft de rechtbank een dwangsom van €100,- per dag opgelegd, met een maximum van €7.500,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op €418,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van €184,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.