In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2023 een tussenvonnis gewezen in een collectieve actie van Stichting BREIN tegen een gedaagde die IPTV-pakketten aanbiedt. De rechtbank heeft zich in dit vonnis gericht op de voorschriften voor collectieve vorderingen zoals vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de nauw omschreven groep personen wiens belangen door BREIN worden behartigd, bestaat uit alle rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten die via de domeinen iptv-4k.co en uw8k.cc of de winkel van de gedaagde beschikbaar zijn gemaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat voor rechthebbenden die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben, het opt-out regime van toepassing is. Dit betekent dat deze rechthebbenden niet actief hoeven in te stemmen met de vertegenwoordiging door BREIN, maar zich kunnen afmelden als zij dat wensen. De rechtbank heeft BREIN opgedragen om een mededeling te plaatsen in het centraal register voor collectieve vorderingen, in haar nieuwsbrief en op haar website, om de betrokken rechthebbenden te informeren over hun rechten en de mogelijkheid om zich af te melden.
Verder heeft de rechtbank bepaald dat een advertentie in een landelijk dagblad noodzakelijk is om de bekendmaking van de collectieve actie te waarborgen. De rechtbank heeft de tekst van deze advertentie goedgekeurd, waarin wordt uitgelegd dat de collectieve actie betrekking heeft op de verkoop van IPTV-pakketten en dat rechthebbenden de mogelijkheid hebben om zich af te melden. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 26 juli 2023 voor vonnis.