ECLI:NL:RBDHA:2023:6304
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
Op 2 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het vreemdelingenrecht. De zaak betreft een verzoeker van Somalische nationaliteit, die een aanvraag had ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Het primaire besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om deze aanvraag buiten behandeling te stellen, leidde tot bezwaar van de verzoeker. Op 9 januari 2023 heeft de verweerder bevestigd dat het primaire besluit was ingetrokken, waarna de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken, maar wel verzocht om een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, wat aanleiding gaf om het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toe te wijzen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de verzoeker vrijgesteld is van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, waardoor de verweerder niet verplicht is om het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.