ECLI:NL:RBDHA:2023:6298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
NL23.10232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Algerijnse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Slovenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien Nederland op 22 februari 2023 een verzoek om terugname naar Slovenië had gedaan, dat door Slovenië op 1 maart 2023 was aanvaard.

De eiser voerde aan dat er onvoldoende rechtshulp en toegang tot informatie was over zijn rechten in Slovenië, en dat hij in bewijsnood verkeerde omdat hij zijn documenten was verloren bij push-backs aan de Italiaanse grens. De rechtbank overwoog echter dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de veronderstelling dat Slovenië zijn internationale verplichtingen zou nakomen. De rechtbank vond geen aanleiding om aan te nemen dat de eiser niet in staat zou zijn om te communiceren met de autoriteiten in Slovenië of dat hij geen toegang zou hebben tot rechtshulp.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het beroep van de eiser kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10232

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL23.10233. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 22 februari 2023 bij Slovenië een verzoek om terugname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek aanvaard op
1 maart 2023.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe, onder herhaling en inlassing van de zienswijze, het volgende aan. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eisers beroep op gebrek aan rechtshulp en toegang tot informatie over de mogelijkheden van rechtsbescherming in de eigen taal niet gevolgd wordt. Het is wel degelijk relevant dat eiser in bewijsnood verkeert over de stand van zijn asielprocedure nu al zijn documenten bij de push-backs aan de Italiaanse grens verloren zijn geraakt. Verweerder had eiser daarin tegemoet moeten komen door zelf actief te onderzoeken wat de precieze stand van zaken van eisers procedure in Slovenië is. Eiser stelt dat hij nooit in staat is geweest om zich op een voor hem begrijpelijke manier te laten voorlichten over zijn rechten en verplichtingen in Slovenië. Het AIDA-rapport van 2021 bevestigt dit gebrek aan juiste en begrijpelijke informatie.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Slovenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dit bevestigd in haar uitspraak van 8 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2644), in een zaak die gaat over de situatie van Dublinclaimanten in Slovenië. Weliswaar ging het in die zaak niet specifiek over toegang tot de opvang en de asielprocedure als zodanig, maar de algehele conclusie van de Afdeling was dat verweerder terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan. De Afdeling heeft dit oordeel meer recentelijk herhaald in de uitspraak van
6 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:468). De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel. Het voorgaande brengt met zich mee dat verweerder er in beginsel op mag vertrouwen dat Slovenië zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen. Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van 2021 maakt dit niet anders. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk is om in Slovenië te kunnen communiceren met de autoriteiten. Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij over bijvoorbeeld het gebrek aan rechtshulp in Slovenië heeft geklaagd, of dat de autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Ook is de rechtbank niet gebleken dat klagen bij voorbaat zinloos is. Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder actief had moeten onderzoeken wat de precieze stand van zaken is met betrekking tot eisers asielaanvraag, oordeelt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit reeds heeft gemotiveerd dat Slovenië het claimakkoord heeft gebaseerd op artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. Dit artikel ziet op de situatie dat een asielverzoek nog in behandeling is. Met het claimakkoord heeft Slovenië gegarandeerd eisers asielverzoek (verder) in behandeling te nemen. De beroepsgronden slagen niet.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.