ECLI:NL:RBDHA:2023:628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
C/09/639404 / JE RK 22-2553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ondertoezichtstelling van een minderjarige in een gespannen gezinssituatie met zorgen over hulpverlening en schoolgang

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 januari 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01], voor de duur van negen maanden. De ondertoezichtstelling is aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, vanwege zorgen over de gezinssituatie van [minderjarige01]. De moeder van [minderjarige01] is belast met het ouderlijk gezag en woont samen met haar dochter en drie oudere broers. De gezinssituatie is gespannen door onderlinge ruzies en de moeder is overbelast, wat haar rol als opvoeder bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende overzicht is in de hulpverlening, wat leidt tot onduidelijkheid voor de moeder en [minderjarige01].

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat er verschillende instanties betrokken zijn bij de hulpverlening, maar dat de moeder moeite heeft om het overzicht te behouden. De Raad heeft gepleit voor de inzet van een jeugdbeschermer om de regie te voeren over de hulpverlening en de moeder te ondersteunen. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] onderstreept, met name gezien de gespannen thuissituatie en de financiële problemen van het gezin. Er zijn ook zorgen over de schoolgang van [minderjarige01], die recentelijk is overgeplaatst naar een andere school vanwege een negatieve werkhouding en afwezigheid.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing om [minderjarige01] onder toezicht te stellen is genomen om ervoor te zorgen dat de benodigde hulpverlening op gang kan komen en dat de moeder de ondersteuning krijgt die zij nodig heeft om haar rol als ouder te vervullen. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met de verwachting dat negen maanden voldoende tijd zal zijn voor de jeugdbeschermer om de situatie te stabiliseren en de hulpverlening te coördineren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/639404 / JE RK 22-2553
Datum uitspraak: 16 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 8 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij proces-verbaal van 29 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van het verzoek aangehouden tot de zitting van 16 januari 2023, om de moeder en [minderjarige01] de gelegenheid te geven ter zitting te verschijnen.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- voornoemd proces-verbaal van 29 december 2022.
Op 16 januari 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder bijgestaan door een tolk in de Somalische taal;
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is op 16 januari 2023 in raadkamer gehoord.

Feiten

– De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
– [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van negen maanden.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige01] woont samen met haar moeder en drie oudere broers. In de gezinssituatie is sprake van een gespannen sfeer door de onderlinge ruzies. Om de gezinsbanden te herstellen en deze patronen te doorbreken zal Beter Thuis worden ingezet. Ook bestaan er zorgen over de schoolgang van [minderjarige01] . Om [minderjarige01] passend onderwijs te laten volgen, is er voor gekozen om [minderjarige01] aan te melden bij het Pleysier College in Zoetermeer. Verder is [minderjarige01] aangemeld bij de [instelling01] vanwege eetproblematiek.
De moeder is overbelast en heeft zelf veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Het is van belang dat zij psychische hulpverlening krijgt om deze gebeurtenissen te verwerken. Daarna kan zij aan haar rol als opvoeder gaan werken. Deze hulpverlening is tot op heden nog niet ingezet. De moeder overziet de hulpverlening niet meer, omdat er veel instanties zijn betrokken. De moeder draagt ook zorg voor een oudere broer van [minderjarige01] die vanwege autisme extra aandacht en begeleiding nodig heeft. Het is voor zowel de moeder als voor [minderjarige01] soms lastig te onderscheiden welke instantie waarvoor is.
Ter zitting is door de Raad naar voren gebracht dat het van belang is dat, nu er veel instanties zijn betrokken in het gezin, een jeugdbeschermer de regie heeft en de moeder kan ondersteunen in het houden van overzicht.
De gecertificeerde instelling kan zich vinden in het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat de intakegesprekken voor Beter Thuis, de [instelling01] en school nog moeten plaatsvinden. Centrum Jeugd en Gezin bezig is met de aanvraag voor het leerlingenvervoer naar school en de reiskostenvergoeding naar de [instelling01] . Beter Thuis zal worden ingezet om binnen het gezin te kijken wat er nodig is.
De moeder heeft verweer gevoerd. De moeder staat open voor de hulpverlenging, maar zij wil geen toezicht. Volgens de moeder gaat alles goed en wil zij de komende zes maanden de kans krijgen om te laten zien dat alles in het gezin goed gaat.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige01] groeit op in een gespannen thuissituatie. De moeder is overbelast en het lukt haar onvoldoende om het overzicht te houden. De moeder heeft veel zorg voor de oudste broer van [minderjarige01] . Zij is voor [minderjarige01] onvoldoende beschikbaar als opvoeder, waardoor de tweede broer van [minderjarige01] een vaderrol op zich lijkt te willen nemen. Hij corrigeert [minderjarige01] in haar gedrag en wanneer [minderjarige01] dit niet accepteert ontstaan er ruzies. Het is nodig dat dit patroon wordt doorbroken en dat de moeder haar rol als ouder voor [minderjarige01] weer kan gaan invullen. Hiervoor zal hulp vanuit Beter Thuis worden ingezet.
Daarnaast zijn er zorgen over de te kleine woning waarin het gezin leeft. [minderjarige01] heeft geen eigen plek om te slapen waardoor zij noodgedwongen bij haar moeder in bed slaapt. Inmiddels is [minderjarige01] op een leeftijd dat een eigen plek om zich af en toe te kunnen terugtrekken erg belangrijk is. De gecertificeerde instelling zal dit probleem niet kunnen oplossen, maar deze inadequate woonomstandigheden voor dit zwaar belaste gezin maken wel dat [minderjarige01] in haar ontwikkeling wordt bedreigd.
Ook zijn er financiële problemen in het gezin, waardoor het niet altijd lukt om afspraken na te komen. De kinderrechter gaat er van uit dat op de korts mogelijke termijn een financiële regeling wordt getroffen, zodat [minderjarige01] naar de [instelling01] kan gaan. Diagnose en behandeling van haar eetstoornis zijn dringend nodig. Vanwege zorgen over de fysieke gezondheid van [minderjarige01] is zij aangemeld bij de [instelling01] . [minderjarige01] eet katoen, maar is hier naar eigen zeggen hiermee gestopt. De moeder heeft hier echter onvoldoende zicht op, waardoor onduidelijk blijft of [minderjarige01] dit inderdaad niet meer doet. Volgens de gecertificeerde instelling speelt dit nog steeds. [minderjarige01] moet dus dringend naar de [instelling01] . Van betrokken instanties wordt verwacht dat zij een oplossing voor de reiskosten van en naar de [instelling01] vinden.
Op school liet [minderjarige01] een negatieve werkhouding zien en was zij veel afwezig, waardoor zij is overgeplaatst naar Steeds Voldoende. [minderjarige01] heeft hier een positiever beeld laten zien en om de schoolgang te kunnen continueren is zij aangemeld bij het Pleysier College in Zoetermeer. Hier moet nog een intakegesprek plaatsvinden. Om naar school te kunnen gaan is vervoer nodig, en wel leerlingenvervoer. Ook hier geldt dat van betrokken instanties wordt verwacht dat dit geregeld wordt, zodat [minderjarige01] – die leerplichtig is – naar school kan gaan.
Om [minderjarige01] verder te ondersteunen zou de inzet van een jongerencoach helpend kunnen zijn.
Voor de moeder zou individuele psychische hulpverlening ingezet moeten worden.
De kinderrechter ziet dat er al veel hulpverlening is ingezet, maar ook dat er nog een heleboel moet gebeuren. Het is positief dat de moeder en [minderjarige01] openstaan voor hulpverlening, maar in het vrijwillig kader is het niet altijd gelukt om hieraan mee te werken. Het is voor de moeder, maar ook voor [minderjarige01] , soms lastig om afspraken na te komen. Dit heeft enerzijds met de financiële situatie te maken, maar anderzijds ook met de hoeveelheid aan en onduidelijkheid over de betrokken hulpverlening. Daarbij komt dat, zoals uit de stukken en ter zitting is gebleken, de hulpverlenende instanties nog niet echt hebben kunnen starten, mede vanwege financiële vragen. Dit baart de kinderrechter zorgen. Hoe langer het duurt voor [minderjarige01] behandeld wordt, en hoe langer haar schoolverzuim duurt, hoe groter en ingewikkelder de problemen van [minderjarige01] zullen worden, met het risico dat dan alsnog veel kostbaarder hulpverlening moet worden ingezet.
De kinderrechter acht het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer de regie krijgt om zo alle reeds ingezette en de nog in te zetten hulpverlening in goede banen te leiden. De verwachting is dat negen maanden hiervoor voldoende moet zijn. Een jeugdbeschermer kan daarnaast de moeder ondersteunen in het krijgen en houden van overzicht over de betrokken hulpverlening. Hierdoor kan er voor de moeder meer ruimte ontstaan om zich te kunnen concentreren op het vervullen van haar ouderrol voor [minderjarige01] .
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 16 januari 2023 tot 16 oktober 2023 onder toezicht van Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2023 door mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.D. van den Berg als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.