ECLI:NL:RBDHA:2023:6266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De maatregel van bewaring was op 26 maart 2023 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin de bewaring van kracht was geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring aanvankelijk was gebaseerd op de grond dat eiser een gevaar vormde voor de nationale veiligheid of openbare orde. Echter, ter zitting heeft verweerder deze grondslag prijsgegeven en zich beroepen op een ander artikel van de Vw, namelijk artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, dat betrekking heeft op het risico van onttrekking. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het bestreden besluit voldoende was om het onttrekkingsrisico te onderbouwen, en dat eiser de rechtmatigheid van deze grond niet had betwist.

De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van eiser verworpen dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. De rechtbank concludeerde dat er een onttrekkingsrisico bestond en dat de houding van eiser geen garantie bood voor zijn vertrek naar Marokko. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.9247
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 26 maart 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk was, omdat eiser een gevaar vormde voor de nationale veiligheid of openbare orde als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel e, van de Opvangrichtlijn. Deze grond van het bestreden besluit is vervat in artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
4. Ter zitting heeft verweerder deze grondslag prijsgegeven. Verweerder stelt zich thans op het standpunt dat het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw (risico van onttrekking). Verweerder meent dat het bestreden besluit een afdoende motivering bevat voor deze grond.
5. De rechtbank volgt verweerder hierin. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt dat er een samenstel van zware en lichte gronden is (als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit) aan de hand waarvan het onttrekkingsrisico afdoende is onderbouwd. De rechtbank stelt ook vast dat eiser de rechtmatigheid van deze grond niet heeft betwist. Verweerder heeft het bestreden besluit dus kunnen baseren op het onttrekkingsrisico, ondanks het feit dat deze grond niet uitdrukkelijk is benoemd in het bestreden besluit.
6. Eiser stelt dat verweerder ten aanzien van hem had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. De rechtbank volgt eiser niet in deze beroepsgrond. Hiertoe overweegt zij dat er een onttrekkingsrisico is. De houding van eiser geeft geen garantie dat zijn vertrek naar Marokko gegarandeerd is, wanneer verweerder hem een lichter middel zou hebben opgelegd.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.