ECLI:NL:RBDHA:2023:6257
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de verweerder het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich onveilig voelt in Zwitserland en dat er onvoldoende opvangplekken zijn, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er systematische tekortkomingen zijn in het Zwitserse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeert dat de verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek onevenredige hardheid zou opleveren. Het beroep van eiser wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.