ECLI:NL:RBDHA:2023:6256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
NL23.5760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen om machtiging tot voorlopig verblijf voor gezin

In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op aanvragen om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot. De rechtbank heeft op 26 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover dit is ingesteld namens de minderjarige kinderen, omdat zij niet in gebreke zijn gesteld. Voor de aanvraag van eiseres zelf is vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en heeft een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5760

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer 1]
Mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 2], V-nummer: [nummer 2];
[naam 3], V-nummer: [nummer 3];
[naam 4], V-nummer: [nummer 4] en
[naam 5], V-nummer: [nummer 5]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.C. de Goede).

Procesverloop

Eiseres heeft op 24 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de ten behoeve van haar en haar minderjarige kinderen ingediende aanvragen om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot (referent).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. De stukken bevatten een op 9 februari 2023 door de gemachtigde van eiseres ondertekende en per fax verzonden ingebrekestelling van verweerder. Hierop is uitsluitend de naam en het V-nummer van eiseres vermeld. Zoals verweerder heeft opgemerkt in het verweerschrift, is daarnaast niet gebleken dat verweerder ook in gebreke is gesteld in verband met de afzonderlijke aanvragen die voor de minderjarige kinderen zijn gedaan. Gelet hierop is niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, voor zover het beroep tevens op hen betrekking heeft. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover ingesteld namens de minderjarige kinderen van eiseres.
3. Namens referent heeft Vluchtelingenwerk AZC Dronten een aanvraag ingediend om afgifte van een mvv aan eiseres voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent. Deze aanvraag is op 22 juni 2022 door referent ondertekend en als bijlage bij een op 23 juni 2022 gedateerde brief van Vluchtelingenwerk ingediend. In het verweerschrift stelt verweerder dat de aanvraag op 27 juni 2022 is ingediend. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is de beslistermijn 90 dagen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Ook als uitgegaan wordt van de door verweerder aangehouden datum van indienen van de aanvraag, moet worden vastgesteld dat eiseres verweerder na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke heeft gesteld. Tot op heden is niet gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
4. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te
nemen binnen vier weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Dit volgt uit artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Uit het verweerschrift blijkt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er zijn grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschiften in nareisprocedures. Daarnaast stelt verweerder dat de aanvraag nog niet compleet is. Verweerder is voornemens eiseres de mogelijkheid te bieden om de aanvraag aan te vullen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
6. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100,- per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek van eiseres stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van artikel 4:17 van de Awb is verschuldigd. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb, heeft verweerder de maximale dwangsom van € 1.442,- verbeurd.
8. Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dit is ingesteld namens de minderjarige kinderen van eiseres;
  • verklaart het beroep gegrond, voor zover dit is ingesteld namens eiseres;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van eiseres;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op deze aanvraag;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van €100,- (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500,- (vijfenzeventighonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- (veertienhonderdtweeënveertig euro) verschuldigd is;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van €418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.