In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op aanvragen om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot. De rechtbank heeft op 26 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover dit is ingesteld namens de minderjarige kinderen, omdat zij niet in gebreke zijn gesteld. Voor de aanvraag van eiseres zelf is vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en heeft een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.