ECLI:NL:RBDHA:2023:6255

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
NL23.7057
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoeker op 8 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris heeft op 31 maart 2023 de aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien de staatssecretaris aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog een besluit te nemen, is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris te laat heeft beslist op de aanvraag, waardoor verzoeker het beroep heeft kunnen instellen.

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50 voor rechtsbijstand, en bepaalt dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7057

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 8 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de voor hem ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in de procedure Toegang en Verblijf.
Bij besluit van 31 maart 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit te nemen. Niet in geschil is dat verweerder te laat heeft beslist op de aanvraag. [2] Verzoeker heeft vanwege het niet tijdig beslissen op de aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Beslissing

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie hiervoor het dwangsombesluit van 31 maart 2023.