Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 8 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris heeft op 31 maart 2023 de aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien de staatssecretaris aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog een besluit te nemen, is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris te laat heeft beslist op de aanvraag, waardoor verzoeker het beroep heeft kunnen instellen.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50 voor rechtsbijstand, en bepaalt dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.