ECLI:NL:RBDHA:2023:6235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser, die in een asielprocedure zat, had tegen het besluit van 1 april 2023 beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding vroeg. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser op 17 april 2023 de gronden van het beroep indiende en verweerder op 19 april 2023 reageerde. De rechtbank sloot het onderzoek op 21 april 2023.

De rechtbank overwoog dat indien de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. Eiser voerde aan dat de maatregel onevenredig bezwarend was en dat hij ten onrechte in grensdetentie moest afwachten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende gelegenheid had geboden om bijzondere feiten of omstandigheden aan te voeren en dat eiser geen relevante informatie had verstrekt die de maatregel onrechtmatig zou maken. De rechtbank concludeerde dat de maatregel niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding.

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11185

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. X.C. Schuitemaker).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2023 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 [1] een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 17 april 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hierop op 19 april 2023. gereageerd. De rechtbank heeft op 21 april 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vb 2000 [2] wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat de vrijheidsontnemende maatregel onevenredig bezwarend is voor hem en dat hij de beroepsprocedure in het kader van zijn afgewezen asielaanvraag ten onrechte in grensdetentie moet afwachten. Tijdens het gehoor veilig land van herkomst zijn hem ten onrechte geen vragen gesteld over de vrijheidsontnemende maatregel. Verder heeft hij last van stress, slaapt hij slecht en heeft hij geen beschikking over zijn mobiele telefoon.
4. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij de asielaanvraag blijkt dat verweerder eiser in de gelegenheid heeft gesteld om bijzondere feiten of omstandigheden aan te voeren op grond waarvan diende te worden afgezien van het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel. Eiser heeft desgevraagd verklaard dat het goed is zolang hij kan roken. Gevraagd naar bijzondere medische omstandigheden waarmee rekening gehouden diende te worden heeft eiser verklaard dat hij gezond is en dat hij geen problemen voorziet, maar dat hij wel graag wil roken.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser met de gestelde vragen over mogelijke bijzondere feiten of omstandigheden voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om alles naar voren te kunnen brengen wat van belang kon zijn. Verweerder heeft dan ook aan de op hem rustende onderzoeksplicht voldaan en er blijk van gegeven de medische situatie van eiser bij de belangenafweging te hebben betrokken. Verweerder heeft zich bij het opleggen van de maatregel dan ook terecht op het standpunt gesteld dat een lichter middel niet effectief kon worden toegepast zonder het grensbewakingsbelang prijs te geven. Aangezien eiser ook nadien geen bijzondere feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht, heeft verweerder ook na de beoordeling van eisers asielrelaas geen aanleiding hoeven zien om de maatregel onevenredig bezwarend te achten. In tegenstelling tot wat eiser stelt in beroep, is hem ook in het gehoor veilig land van herkomst gevraagd of er feiten en omstandigheden zijn die de maatregel onevenredig bezwarend maken. Daarop antwoordde eiser echter ontkennend. Wat eiser verder in beroep aanvoert hierover ziet de rechtbank niet als dusdanig bijzondere omstandigheden dat sprake is van een onevenredig bezwarende maatregel. Het feit dat eiser een beroepsprocedure heeft lopen ten aanzien van zijn afgewezen asielaanvraag, leidt tot slot niet tot een ander oordeel.
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om een schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.