ECLI:NL:RBDHA:2023:6205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
C/09/636524 / JE RK 22-2120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de communicatieproblemen tussen ouders

Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak volgde op een verzoekschrift dat op 12 oktober 2022 was ingediend, waarin werd verzocht om voortzetting van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden. De kinderen waren eerder, op 20 oktober 2022, onder toezicht gesteld vanwege zorgen over de communicatie tussen de ouders, de moeder en de vader, en de impact daarvan op de kinderen.

Tijdens de zitting op 13 april 2023 werd duidelijk dat de moeder haar eerdere instemming met deelname aan een begeleidingsprogramma, genaamd Ad Astra, had ingetrokken. De moeder gaf aan dat zij geen vertrouwen had in de medewerking van de vader en dat zij zich als de boosdoener voelde in de situatie. De gecertificeerde instelling, die betrokken was bij de begeleiding, bevestigde dat er geen alternatieven waren voor het traject van Ad Astra en dat er weinig mogelijkheden waren om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.

De kinderrechter concludeerde dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet aanwezig waren. De kinderrechter oordeelde dat het doel van het verzoek, namelijk het herstellen van contact tussen de ouders, niet haalbaar was. Gezien de situatie en de afwezigheid van vertrouwen tussen de ouders, werd besloten om het verzoek tot voortzetting van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 28 april 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/636524 / JE RK 22-2120
Datum uitspraak: 13 april 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 12 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
- [minderjarige01] ,geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2009 te [geboorteplaats02] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. B. Fresco, gevestigd te Voorburg,

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] ,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 20 oktober 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden, met aanhouding van het overig verzochte.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder ook:
- voornoemde beschikking van 20 oktober 2022 en de daarbij verhandelde stukken;
- de update van de gecertificeerde instelling van 5 april 2023;
- de ter zitting van 13 april 2023 overlegde brief van de moeder.
Op 13 april 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat: mr. B. Fresco;
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] en [minderjarige02] zijn in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden in de raadkamer, maar hebben er voor gekozen om per brief te reageren op het verzoek.
Opgeroepen en niet verschenen is:
De vader.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot voortzetting van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de resterende periode van zes maanden. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
Er bestaan al geruime tijd zorgen over de communicatiebarrière tussen de vader en de moeder en de invloed van deze barrière op de kinderen. Het is in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] om te proberen het contact (ook al is het minimaal) tussen de vader en de moeder te herstellen. De vader en de moeder zijn akkoord gegaan met het deelnemen aan een traject van Ad Astra, waar zij zullen starten met individuele begeleiding. Het doel van dit traject is om de hoge mate van negatieve emoties die de kinderen uiten over de rol die hun moeder in hun leven speelt te verminderen, om de situatie te verzachten, en om de weg vrij te maken voor contact. Er is wel een wachtlijst van drie maanden. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om via deze behandeling uit te zoeken wat nog mogelijk is in het faciliteren van het contact tussen de moeder en de vader en om te zorgen dat het traject ook daadwerkelijk doorgang zal vinden.
Er is door en namens de moeder verweer gevoerd tegen het aangehouden deel van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft ter zitting haar eerder gegeven akkoord voor het deelnemen aan het traject van Ad Astra ingetrokken. De moeder ziet er geen toegevoegde waarde in. De moeder erkent dat er een communicatiebarrière is tussen haar en de vader. Het doel waarvoor het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend, namelijk het herstellen van contact en een werkbare verhouding creëren tussen de moeder en de vader, gaat niet behaald worden. De moeder geeft aan dat zij wordt aangemerkt als boosdoener, terwijl zij altijd als enige heeft meegewerkt met de hulpverlening. De vader heeft nooit meegewerkt en de moeder heeft er nu ook geen vertrouwen in dat de vader zal deelnemen aan het traject van Ad Astra. De moeder heeft het gevoel dat zij terechtstaat en zij geeft aan verdrietig te zijn en haar kinderen te missen. Verder vindt de moeder dat er in het afgelopen half jaar dat er een ondertoezichtstelling was ook niks is veranderd aan de situatie.
De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat er weinig trajecten zijn die individueel met de ouders een behandeling kunnen starten. Het traject van Ad Astra was de laatste mogelijkheid tot het faciliteren van het contactherstel tussen de moeder en de vader. De gecertificeerde instelling ziet geen alternatieven meer.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt dat ter zitting duidelijk is geworden dat het doel dat ten grondslag ligt aan het verzoek van de Raad, namelijk het herstellen van contact tussen de vader en de moeder, niet behaald zal worden. De situatie tussen de vader en de moeder heeft ertoe geleid dat zij geen vertrouwen meer hebben in elkaar en de moeder heeft ter zitting duidelijk aangegeven niet mee te zullen werken aan het traject van Ad Astra. Nu de gecertificeerde instelling heeft aangegeven geen alternatieven voor dit traject te hebben en niet te weten wat er verder nog gedaan kan worden om het contact tussen de moeder en de vader en daarmee tussen de kinderen en de moeder te herstellen, zal er geen verbetering van de situatie plaatsvinden met een ondertoezichtstelling. Het is dan ook niet in het belang van de kinderen om deze voort te zetten.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het aangehouden verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.