ECLI:NL:RBDHA:2023:6205
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de communicatieproblemen tussen ouders
Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak volgde op een verzoekschrift dat op 12 oktober 2022 was ingediend, waarin werd verzocht om voortzetting van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden. De kinderen waren eerder, op 20 oktober 2022, onder toezicht gesteld vanwege zorgen over de communicatie tussen de ouders, de moeder en de vader, en de impact daarvan op de kinderen.
Tijdens de zitting op 13 april 2023 werd duidelijk dat de moeder haar eerdere instemming met deelname aan een begeleidingsprogramma, genaamd Ad Astra, had ingetrokken. De moeder gaf aan dat zij geen vertrouwen had in de medewerking van de vader en dat zij zich als de boosdoener voelde in de situatie. De gecertificeerde instelling, die betrokken was bij de begeleiding, bevestigde dat er geen alternatieven waren voor het traject van Ad Astra en dat er weinig mogelijkheden waren om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.
De kinderrechter concludeerde dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet aanwezig waren. De kinderrechter oordeelde dat het doel van het verzoek, namelijk het herstellen van contact tussen de ouders, niet haalbaar was. Gezien de situatie en de afwezigheid van vertrouwen tussen de ouders, werd besloten om het verzoek tot voortzetting van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 28 april 2023.