ECLI:NL:RBDHA:2023:6200
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 15 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. Eiseres heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, op 19 januari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 28 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder heeft op 14 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12 van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank stelt vast dat verweerder uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moest beslissen. De beslistermijn was aanvankelijk vastgesteld op 24 oktober 2022, maar is verlengd tot 24 januari 2023.
Eiseres heeft verweerder op 19 januari 2023 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en niet geldig, wat betekent dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.