Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
v-nummer: [v-nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 9 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De aanvraag is op 22 augustus 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen. Eiser heeft op 7 februari 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 28 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 14 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft de ingebrekestelling prematuur ingediend, aangezien de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.