ECLI:NL:RBDHA:2023:6197
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering tot handhavend optreden door het college van burgemeester en wethouders van Westland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Westland om handhavend op te treden tegen het gebruik van de deuren van de expeditieruimte tegenover de adressen in de gemeente Westland. Eiser, die woont tegenover deze expeditieruimte, heeft herhaaldelijk geklaagd over overlast door laad- en losactiviteiten die plaatsvinden wanneer de schuifdeuren niet goed functioneren. Het college heeft in eerdere besluiten, waaronder het primaire besluit van 18 maart 2021 en het bestreden besluit van 5 augustus 2021, aangegeven dat er geen overtredingen zijn vastgesteld en dat handhavend optreden niet aan de orde is. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie en dat de controles niet representatief zijn geweest.
De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2023 behandeld en vastgesteld dat de controles door het college zijn uitgevoerd op momenten dat de deuren normaal functioneerden, waardoor geen overtredingen konden worden vastgesteld. Eiser heeft echter aangetoond dat de overlast zich met enige regelmaat voordoet wanneer de deuren in storing zijn. De rechtbank concludeert dat het college niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij een deugdelijk onderzoek naar de feitelijke situatie ter plaatse moet worden uitgevoerd. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.