ECLI:NL:RBDHA:2023:6196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning en dwangsom
In deze zaak heeft eiser, na het verlenen van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, een verzoek om schadevergoeding ingediend. Dit verzoek volgde op een besluit van het college waarin een dwangsom van € 92,- werd toegekend vanwege een overschrijding van de beslistermijn met vier dagen. Eiser stelt dat hij schade heeft geleden door de vertraging in de uitvoering van zijn bouwplan, wat resulteerde in extra kosten van € 5.525,- exclusief BTW. De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet schriftelijk om schadevergoeding heeft gevraagd, wat in strijd is met artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat de overschrijding van de beslistermijn niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid voor schade. Eiser had sinds 8 december 2020 de omgevingsvergunning en had kunnen beginnen met de bouwwerkzaamheden. De rechtbank concludeert dat de gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat deze voor rekening en risico van eiser is. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en eiser krijgt het griffierecht niet terug.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter en is openbaar uitgesproken op 28 april 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.