ECLI:NL:RBDHA:2023:6193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
C/09/645285 / JE RK 23-648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen. De kinderrechter had eerder op 3 april 2023 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, maar deze was slechts van korte duur. De ouders, de vader en de moeder, hebben verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, waarbij zij stelden dat zij de benodigde hulpverlening actief hebben gezocht en dat er geen noodzaak was voor een gedwongen ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen over de kinderen, waaronder suïcidale uitspraken van [minderjarige01] en problematische gedragingen van [minderjarige02], zwaar laten wegen. De kinderrechter oordeelde dat de ouders niet voldoende openstonden voor de hulpverlening en dat er een jeugdbeschermer nodig was om de situatie te stabiliseren en de hulpverlening te coördineren. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden voor de duur van drie maanden, tot 3 juli 2023, en heeft het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een langdurige ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 25 april 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/645285 / JE RK 23-648
Datum uitspraak: 13 april 2023

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 3 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige01] ,geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,

[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de vader,
met een bij de rechtbank bekend briefadres,

[de vrouw02] ,

hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.J. te Boekhorst, te Leiden,
en
[de man01] ,
hierna te noemen: de stiefvader,
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 april 2023 [minderjarige01] en [minderjarige02] voorlopig onder toezicht gesteld van 3 april 2023 tot 15 april 2023, en het verzoek voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- voornoemde beschikking van 3 april 2023;
- het verzoekschrift;
- het verslag van de vader en de moeder van 12 april 2023.
Op 13 april 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat, mr. S.J. te Boekhorst;
- de stiefvader;
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van 3 maanden, met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek. Ter zitting heeft de Raad het verzoek mondeling gewijzigd naar een primair verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van één jaar, en subsidiair tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van 3 maanden, met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er in september 2022 uitgebreid onderzoek is gedaan naar de opvoedsituatie van de kinderen. Het verzoek tot de ondertoezichtstelling van de kinderen werd toen afgewezen. De kinderrechter was op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren was gebracht van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat hulpverlening niet of niet voldoende werd geaccepteerd. De kinderrechter heeft toen benadrukt dat het van belang was dat de moeder de vrijwillige hulp bleef accepteren en ook aanvullende hulp zou accepteren, als dit nodig werd geacht in het belang van de kinderen. De situatie betreffende de acceptatie van deze vrijwillige hulpverlening, is sindsdien gewijzigd. Verder zijn de zorgen over de kinderen sinds de vorige zitting toegenomen. De raad ziet dat de hulpverlening, die nodig is voor de kinderen, stagneert. De vader en de moeder staan niet open voor vrijwillige hulpverlening en het CJG en de VIG coach hebben zich teruggetrokken, omdat de ouders geen vertrouwen meer in die hulpverlening hadden. De moeder wilde hen niet bij de behandeling bij de Banjaard betrekken en ook de vader wilde niet dat zij aanwezig zouden zijn bij de gesprekken. De hulp voor [minderjarige02] bij de Banjaard staat ‘on hold’ door een onrustige thuissituatie en [minderjarige01] krijgt pas op 23 april 2023 een intakegesprek voor een klinische opname. Verder bestaan er nog grote zorgen over de suïcidale uitspraken van [minderjarige01] en over de relatie tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] . [minderjarige02] heeft bij haar gro-up behandelaar aangegeven dat er mogelijk sprake is van seksueel misbruik. Zij vertoont ook ongeremd gedrag naar mannen en hangt een seksuele betekenis aan niet-seksuele handelingen. Verder hebben beide kinderen moeite met het reguleren van hun emoties. Op dit moment is er alleen hulpverlening vanuit de Banjaard betrokken, maar zij geven aan geen zicht te hebben op de thuissituatie en de veiligheid van de kinderen. De Raad vindt de ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk, omdat er een jeugdbeschermer aanwezig moet zijn die de regie kan voeren in het gezin en de hulpverlening in goede banen moet gaan leiden. Er is voor de kinderen meer hulpverlening nodig dan er tot nu toe is aangeboden en van de grond is gekomen. Het is niet gelukt dit in het vrijwillige kader mogelijk te maken, omdat de vader en de moeder hier niet voldoende aan willen meewerken en zij niet voldoende transparant zijn.
De wijzigingsverzoek is voor de zitting telefonisch aan de moeder kenbaar gemaakt.
Er is door en namens de moeder verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling en de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder en de vader ontkennen de zorgen omtrent de kinderen niet. Zij zien echter geen noodzaak tot een (voorlopige) ondertoezichtstelling, omdat het niet het doel van rust en stabiliteit zal behalen en het geen toevoeging zal zijn op de hulpverlening die geboden kan worden in het vrijwillige kader. De moeder en de vader en hebben de benodigde hulpverlening geaccepteerd, zullen dit blijven doen en hebben het ook actief opgezocht. Zo heeft de moeder zelf de Banjaard benaderd. De hulpverlening voor [minderjarige02] kan weer worden gestart en er zal volgende week een intake plaatsvinden voor [minderjarige01] , zodat hij kan worden opgenomen. De moeder is transparant geweest over de bij de Banjaard opstelde doelen en het IQ-onderzoek. Verder vinden de moeder en de vader dat er niet op een adequate manier met hen wordt gecommuniceerd door de hulpverlening. Het contact tussen de moeder en de vader is ook verbeterd in de afgelopen periode. De vader is nu in de weekenden vrij, zodat hij dan de zorg voor de kinderen op zich kan nemen. De moeder is van mening dat haar belaste verleden tegen haar wordt gebruikt en zou graag de kans krijgen om gewoon moeder te zijn.
De stiefvader heeft zich aangesloten bij wat er door en namens de moeder naar voren is gebracht.
De vader heeft ook aangegeven het niet eens te zijn met de voorlopige ondertoezichtstelling en sluit zich aan bij het verweer van de moeder.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige01] en [minderjarige02] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht worden gesteld.
De kinderrechter acht het zorgelijk dat [minderjarige01] en [minderjarige02] op dit moment niet de hulpverlening lijken te krijgen, die zij nodig hebben om de bedreigingen in hun ontwikkeling weg te nemen. De kinderen zijn opgegroeid in een instabiele opvoedomgeving en kampen ieder met eigen problematiek. [minderjarige01] heeft meermaals suïcidale uitspraken gedaan en er is sprake van een zorgwekkende seksuele ontwikkeling van [minderjarige02] . Het is in het belang van de kinderen dat er een jeugdbeschermer in het gezin komt die ervoor gaat zorgen dat [minderjarige01] en [minderjarige02] de hulpverlening krijgen die zij nodig hebben en dat deze ook wordt doorgezet en wordt geaccepteerd door de ouders.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de kinderrechter in deze rechtbank op 5 september 2022 de ondertoezichtstelling van de kinderen heeft afgewezen, omdat er toen nog mogelijkheden werden gezien in het verbeteren van de opvoedsituatie door middel van hulpverlening in het vrijwillige kader. De kinderrechter in die zaak benadrukte daarbij dat het van belang was dat de moeder alle vrijwillige en aanvullende hulp zou accepteren die in het belang van de kinderen nodig werd geacht. De vader en de moeder hebben dit evenwel niet voldoende of niet zonder het stellen van voorwaarden aan de gecertificeerde instelling, gedaan. Er heeft dan ook geen duurzame verbetering van de opvoedsituatie plaatsgevonden. Een maatregel in het gedwongen kader is nu noodzakelijk. De kinderrechter wil hierbij benadrukken dat het belangrijk is dat de communicatie tussen de vader en de moeder en de hulpverlening goed verloopt en dat de vader en de moeder duidelijkheid krijgen over de concrete plannen van de hulpverlening. Om dit te bewerkstellen, is het essentieel dat de ouders met een open blik het gesprek over de benodigde hulpverlening aangaan en dat de jeugdbeschermer zo duidelijk en concreet mogelijk met de vader en de moeder communiceert.
De kinderrechter is van oordeel dat het vorige onderzoek naar de opvoedsituatie van de kinderen van de Raad te lang geleden is, om op grond daarvan nu een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar uit te spreken. Mede gezien de aankomende wijzigingen in de behandelingen van [minderjarige01] en [minderjarige02] , en het door de vader en de moeder gestuurde verslag, zal er gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling moeten worden onderzocht of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
De kinderrechter zal daarom het primaire verzoek van de Raad afwijzen en als volgt beslissen.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] en [minderjarige02] van 15 april 2023 tot 3 juli 2023 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023 door mr. C. M. van der Kleijn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 april 2023.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.