ECLI:NL:RBDHA:2023:6191
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van een kaal overdrachtsbesluit in het bestuursrecht met betrekking tot de Dublinverordening en de toepassing van artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de overdracht van een vreemdeling aan Duitsland op basis van de Dublinverordening. Eiser, die de Indiase nationaliteit heeft, was in Nederland in bewaring gesteld en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem over te dragen aan de Duitse autoriteiten. Eiser voerde aan dat de overdracht in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij geen familie of vrienden in Duitsland heeft en hij medisch niet hersteld is van een eerdere mishandeling in Nederland.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris het overdrachtsbesluit terecht had gebaseerd op de Dublinverordening, aangezien eiser eerder een asielverzoek in Duitsland had ingediend en deze procedure niet had afgerond. De rechtbank benadrukte dat de toetsing aan artikel 3 EVRM niet kon worden uitgesloten, maar dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat de overdracht naar Duitsland zou leiden tot een schending van zijn rechten onder dit artikel. De rechtbank concludeerde dat er geen ernstige vrees bestond voor onmenselijke behandeling in Duitsland en dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan de noodzaak tot overdracht.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. Y. van Wijk, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Raad van State als hij het niet eens is met de beslissing.