ECLI:NL:RBDHA:2023:6143
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. Z. Abachi, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 17 mei 2022. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 18 oktober 2022. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat, nu het beroep van verzoeker ongegrond is verklaard, er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van griffier mr. C.M. van den Berg, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.